5 – 6 minuten

1 reacties

‘Je moet niet te veel verwachten van de erfenis’,  zegt mijn zwager als ik hem bel over Oma. ‘Ze zet de verwarming nog steeds op 27 graden en met de huidige prijzen…. Ik kan het haar niet duidelijk maken’. ‘Wat verdrietig’,  zeg ik, ‘ze heeft daar zo zuinig voor geleefd’. Ik vertel hem over het verzetten van de klok. Ik was daar juist dat weekend, ook om mijn lief voor te stellen: ‘Ze begrijpt het niet meer. Wij hebben alle klokken op de goede tijd gezet, en dan komt ze met de tv-gids aanlopen en vraagt of die nog wel klopt’.

‘Ze is ook eenzaam’,  gaat hij door. ‘Maar als ik er ben is ze ‘grammieterig[1]’, dan ben ik er te kort of te weinig naar haar zin.’ Ik knik maar dat ziet hij niet en ik zeg: ‘Toen ik haar belde was ze ook boos op iedereen. Ze laten haar alleen zitten, terwijl ik weet dat de zorg om haar heen echt goed geregeld is.’ Ik vervolg en vertel dat ze niemand meer vertrouwt: ‘Ze denkt dat iedere keer dat ze met de hond loopt er wordt ingebroken.’ ‘Ik weet het’,  zegt mijn zwager. Ze verdenkt haar buren, mijn broer, echt iedereen.’

Vergeten

‘Wat ik moeilijk vind’,  zeg ik, ‘is dat ze Bert[2] is vergeten. ‘We spraken elkaar aan de telefoon, en tussendoor vroeg ze steeds: ‘Ken je hem? Ken je haar? Dat gaat dan om jou, haar andere zoon of haar schoonzuster. Ze heeft er volgens mij geen idee van dat ze nog een derde zoon heeft gehad.’ Mijn zwager bevestigt dat ze steeds meer vergeet en vervaagt. ‘Ze vroeg mij aan het eind of ik nog wel eens met haar wilde bellen, en of ze mijn nummer mocht hebben. Ze weet niet meer wie ik ben’,  vervolg ik. ‘Ik sta dan in dubio’,  vervolg ik. ‘Vertel ik dat ik haar schoondochter ben en dat ze nog een zoon heeft gehad? Ik wil haar daar geen pijn mee doen. Misschien is het ook mooi dat je zo’n groot verlies vergeet’. Mijn zwager bevestigt dat ik goed heb gekozen. Ik knik weer maar zeg: ‘Ik kon toen dus ook geen groeten van de kleinkinderen doen.’ “Wat een triestigheid’,  denk ik in mijn hoofd.

Verpleeghuis

‘Het is die vervloekte hond’,  zegt mijn zwager. ‘Ze wil die hond niet kwijt, anders kon ze naar het verpleeghuis vlakbij mij. Dan kan ik haar vaker bezoeken dan op ‘het eiland’ waar ze woont. En dan heeft ze aanspraak en kan ze iedere dag biljarten.’ Ik bevestig dat haar hond heel belangrijk voor haar is, maar dat een verpleeghuis zeker voordelen heeft: ‘Ik zou ook vaker langsgaan als ik niet de hele reis naar ‘het eiland’ zou moeten maken.’

Als ik Oma later nog een keer bel is ze negatief over ‘alles’: ‘Het is hier niks’, er gebeuren rare dingen. Er wordt steeds ingebroken.’ Ik luister naar haar en vraag hoe ze dat dan merkt: ‘Mijn bril wordt gestolen. Ik had drie brillen en nu nog maar één, en die is stuk. Het is hier een grote troep, ik wil zo graag weg’,  zegt ze. Ze wil weg maar niet naar een verpleegtehuis. Niet zonder hond. En niet van ‘het eiland’ af.

Zuur

‘Hoe is het om zo oud te worden?’,  vraag ik haar aan het einde van ons gesprek. ‘Vroeger was het veel leuker’, zegt ze. ‘Maar ik loop er nog, ik leef, ik doe nog wel mee.’ Ze vertelt dat ze maandag nog heeft gebiljart en dat ze zomaar ‘uit’ was en alle ballen had weggespeeld.’ Ik probeer het gesprek positief af te ronden. Mijn hoofd zit vol dilemma’s over al dan niet aandringen tot opname in een verpleeghuis, over haar overleden zoon die ze is vergeten, ik zet het allemaal aan de kant. ‘Wat fijn dat je de hond nog hebt om mee te wandelen, hier bij ons schrijnt de zon’, zeg ik.  Oma drukt deze positiviteit de kop in en zegt: ’Het is mij te koud, en ik kan niet lang bij huis weg want dan wordt er ingebroken.’ Tegen beter weten in vervolg ik positief: ‘En je zoon komt regelmatig op bezoek.’ Boos zegt ze: ‘Die blijft veel te kort’. Hoopvol ga ik door: ‘En wat fijn dat je weer uit kunt kijken naar het biljarten op maandag met je vriendinnen.’ Oma zegt: ‘Nou, dat is maar even.’

Ik rond het gesprek af en hang op. Leeggezogen voel ik mij. ‘Hoe moet zij zich wel niet voelen?’, vraag ik mij af. Ze verliest grip op de wereld om zich heen, ze voelt zich eenzaam en verlaten. Ze is boos en achterdochtig, ze voelt zich onveilig waar ze woont. Het lukt haar niet om zich te focussen op de mooie dingen om zich heen en ondertussen gaat haar spaargeld in rook op.

En nu?

Oma verliest grip op de wereld , op alles. ‘Wat een zuur sluitstuk van een lang leven’,  bedenk ik mij. Ik besluit vinger aan de pols te houden. Bij mijn zwager en bij oma. En haar een luisterend en meelevend oor te bieden.

Dan heeft ze dat tenminste nog.

Swanny Kremer

[1] Drents woord voor nijdig.
[2] Mijn overleden man.

Een artikel van


1 reactie

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *