3 – 4 minuten

0 reacties

De kist waarin Bert ligt staat gesloten in de woonkamer. Een paar klasgenootjes komen met hun ouders bij ons thuis langs voor het openbare afscheid plaats zal vinden. Mijn dochter vindt het fijn om haar vrienden weer te zien.  De kinderen staan eerst ernstig te kijken naast hun ouders. 

‘Het ging heel snel’, vertel ik weer. ‘Bert was niet bang om dood te gaan’,  zeg ik, ‘hij maakte zich alleen zorgen om ons, wij die achterblijven.’ Onderhand beginnen de kinderen wat te giechelen. Ineens doen ze tikkertje rond de kist. ‘Het blijven kinderen hè?’, zegt een moeder. Het ontroert mij dat de kinderen de draad zo goed oppakken en dat Bert er nog deel van is.

Wedstrijd

Op de vrijdag na het afscheid wil mijn dochter graag weer naar haar korfbaltraining. Ze wil door met haar leven en ik denk dat het goed is. ‘Ik ga de wedstrijd morgen ook spelen, Mama. Ik kan mijn team niet in de steek laten’,  zegt ze. Ik merk dat ik er zelf tegenop zie om iedereen al weer onder ogen te komen, ik huiver voor al die mogelijke vragen. Ik kan dan ook niet weg want ik moet de wedstrijd uitzitten.

Maar ik kan mijn eigen ‘struisvogelwensen’ niet aan haar opleggen. Dus ik vraag ‘de grote kinderen’ of zij mee willen gaan. En zo doen we dat, met zijn allen gaan we naar de wedstrijd. Ik zit niet alleen aan de kant tussen de andere ouders, maar met ‘mijn clan’ bij mij. We moedigen haar en haar team aan. Ik merk dat de verbondenheid die er al was met mijn bonuskinderen steeds verder groeit.

Klas

Op maandag gaat ze weer naar school. Ik ga mee omdat er eerst een gesprek met de klas is. Alle kinderen kenden Bert, hij was een betrokken vader. Sommige kinderen hebben verdriet, andere kinderen hebben vragen, sommige hebben beide.

Het gesprek gaat haast als vanzelf. Heel mooi om te zien dat er open gepraat wordt over het afscheid van Bert en wat het ook met andere kinderen doet dat hij overleden is.

Ik wil de drempel wegnemen om bij ons thuis te komen en zeg: ‘Misschien denken jullie dat het nu niet kan, jullie weten dat ik ook ziek ben, maar jullie kunnen gewoon bij ons thuis komen spelen.’ ’s Middag komen er twee vriendinnen mee.
Dat maakt mij ondanks alles heel blij.

Verderop in de week spreekt mijn dochter mij er nog op aan: ‘Ik schaamde mij dood.’
Bij navragen blijkt dat ze in de klas tegenwoordig niet meer spreken over ‘spelen’. Wat ze doen is ‘afspreken’. Dat had ik even gemist. Toch knikt ze instemmend als ik uitleg waarom ik het deed. We zijn het eens, de kop is er weer af voor haar. Ze staat weer volop in het leven, en zo moet het ook.

Werk

Ik ga zelf een week later ook weer naar het werk, eerst een uurtje. Op de heenweg hoor ik ‘Leef, alsof het je laatste dag is’ op de radio.  Ik zet de auto even aan de kant. ‘Even slikken en weer doorgaan’, denk ik met een grimas aan een ander liedje dat normaal ook niet tot mijn genre behoort.

En dan ga ik ook voor de vuurdoop. De lange gangen van de kliniek door naar mijn werkplek. Hoofd opgeheven. Tranen wegslikkend.

In mijn hoofd zingt:

Hold your head up high
But the answer
Was to become a dancer
And hold your head hig
h.

Head up high
Head up high!
‘((Velvet Underground, ‘Head held high’.))

Swanny Kremer

Een artikel van


0 reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *