3 – 4 minuten

1 reacties

Het miezert. Of eigenlijk valt er wel wat meer uit de lucht. Het regent, maar niet heel hard. Ik heb afgesproken met een collega bij ‘de sluis’ op de parkeerplaats.

‘Doe je dit wel vaker?’,  vraagt hij als we ieder met een paraplu op 1,5 meter van elkaar naar het naastgelegen bos wandelen. Ik knik bevestigend en vertel dat ik heel veel vanuit huis werk of ‘alleen op cel’ in het Huis van Bewaring waar tenminste nog een raampje open kan voor de ventilatie. Ik vul aan dat ik ook regelmatig een wandelvergadering inplan om iemand daadwerkelijk te zien. ‘Het is natuurlijk heel fijn dat ik vanuit huis kan werken’, zeg ik. ‘Ik ben blij dat ik ook in Coronatijd mijn werk kan blijven doen en mijn geld kan verdienen.’

Thuiswerken
‘Er zijn ook echt voordelen, ’vervolg ik. ‘Zo sluit ik nu makkelijk aan bij een vergadering in Utrecht voor een uurtje of in Amsterdam om 9.00 uur. Eerder moest ik echt afwegen of de reistijd in verhouding stond tot de activiteit.’

Hij knikt, hij heeft ook dergelijke ervaringen. Dan vervolg ik: ‘Maar ik vind het ook wel eenzaam. Dan zit ik in een vergadering achter mijn laptop en zie ik ‘iedereen’, maar als de vergadering voorbij is en ik doe de laptop dicht zit ik toch weer alleen in de kamer.’

Ondertussen lopen we naar het naastgelegen bosje waar een muziekkoepel is om even droog te kunnen staan. We wisselen wat anekdotes uit. Over de kinderen, school, Corona, de impact die dit heeft op je sociale leven. Ik vertel dat ik een tijdje geleden ook bij de sluis stond te wachten, dat was voor mijn ‘functioneringsgesprek in het bos’, ‘er liepen twee collega’s naar buiten, beide hoogzwanger, ze wensten elkaar een ‘goed verlof’ toe. Ik had helemaal gemist dat ze zwanger waren.’

Koud
 Als we bij de muziekkoepel aankomen valt het mij op dat er veel lege bierblikjes liggen bij het trappetje. Ik doe mijn paraplu al dicht en zie mijn collega een hoofdbeweging maken naar links. Als ik die kant op kijk zie ik een lichaam opgerold in een slaapzak in de hoek liggen. Droog, dat wel. Maar het is behoorlijk koud buiten.

‘Zo kan het ook gaan’, zeg ik tegen mijn collega. Hij zegt: ‘we gaan niet hiernaast staan praten.’ We lopen verder, toch wel onder de indruk. Bij een bedrijf vlak buiten het bosje schuilen we onder het afdakje van hun parkeergelegenheid. Ik pak mijn pen en papier en maak aantekeningen van ons gesprek. Mijn handen zijn wat verkleumd, moet je nagaan hoe koud het moet zijn  buiten op een betonnen vloer. Hardop zeg ik ‘Je zult daar maar liggen.’ Het spookte ook nog door zijn hoofd. ‘Ja, mensen zeggen vaak ‘wat een moeilijke patiënt’,  maar als je nadenkt wat ze allemaal meegemaakt hebben… dan is het nog knap hoe ze zichzelf bij elkaar houden’,  zegt hij refererend aan de persoon in de muziekkoepel.

Relativeren
Het was fijn om mijn collega weer te hebben gezien, in het echt, om even niet alleen zijn hoofd in een laptop te zien verschijnen en doelgericht informatie uit te wisselen. We delen zelfs onverwacht een heel bijzondere ervaring.

Tegelijk denk ik: ‘Ik mag mijn zegeningen tellen. Oké, zodra ik thuis de laptop sluit ben ik weer alleen in de kamer. Maar ik heb tenminste een kamer. En de verwarming doet het ook.’

Niet dat het bij mij beter is omdat het bij een ander erger is.

Of toch wel?

Swanny Kremer

Een artikel van


1 reactie

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Manouk Visser

Alles is relatief. Maar het wordt niet makkelijker als een ander het moeilijker heeft.

Hoeveel geluk ik ook heb in mijn leven, de energie die ik krijg van contact met mijn collega’s mis ik enorm.