5 – 7 minuten

0 reacties

De afgelopen jaren heb ik mij als zorgethicus beziggehouden met onderzoek naar zwangerschap, baring en ouderschap. Ook andere onderwerpen kwamen voorbij, onder andere in de interessante thesissen die studenten schreven, zoals: onvervulde kinderwens, zwangerschapsverlies, kindvrij-zijn, kwetsbaar ouderschap, geen NIPT-test willen, en de ervaringen die partners opdeden rondom de baring. Kortom, ik heb mij gewijd aan een buitengewoon interessante wereld van ervaringen die vaak levensbepalend zijn.

De ethische vragen richtten zich op de persoonlijke ervaringen, op de institutionele context en op het overheidsbeleid. Vaak zagen we – mijn medeonderzoekers en ik – dat zwangeren, barenden én ouders allerminst als autonome subjecten worden gezien. In veel onderzoeken viel ook het paternalisme in zorgpraktijken én in zorgbeleid op. Een kleine selectie voorbeelden: interventies zonder toestemming zijn in de gezondheidszorg verboden, maar in de geboortezorg komen ze veelvuldig voor; veel zwangeren die het label ‘kwetsbaar’ krijgen, herkennen zich daar niet in en verzetten zich tegen de manier waarop zij benaderd worden; vrouwen die kindvrij willen zijn wordt ongevraagd verteld dat dit geen ‘natuurlijke’ keuze kan zijn en aan hun verstandelijke vermogens om hun leven te overzien en in te richten wordt openlijk getwijfeld. Paternalisme geldt dus kennelijk in allerlei keuzes die mensen met een baarmoeder maken. En dat geldt al lang, zo liet Sara Ruddick, een filosofe die haar leven wijdde aan ‘denken’, al uitdrukte in haar boek Maternal Thinking (1989):

As a young mother, the only “maternal thinking” with which I was familiar was thinking about mothers and children by “experts” who hoped to be heard by mothers rather than to hear what mothers had to say’ (10-11).

Sara Ruddick was ook één van de grondleggers van zorgethiek. Zij was filosofe en werkte aan de universiteit, maar merkte dat zij als moeder een heel andere positie in de samenleving innam. In deze rol was zij opeens ontdaan van het vermogen om zelf te denken en moest zij vooral luisteren naar anderen die dat beter deden en voor haar hadden gedaan. Tal van experts van tal van disciplines hadden en hebben de neiging om het beter te weten dan de zwangere, barende of zorgende zelf. Dit blijkt een lange geschiedenis te hebben, waarvan we nog maar weinig weten.

Ei, foetus, baby (Trudy Dehue, 2023)

De macht van deze externe expert heeft oude wortels, zo blijkt uit het boek Ei, foetus, baby van Trudy Dehue (2023). Dehue werd bekend met haar werk De Depressie-epidemie (2010), waarin zij laat zien hoe maatschappelijke ideologieën (zoals de ‘maakbaarheidsideologie’) en  wetenschappelijke categorieën (depressie als ziekte) ons denken bepalen. Datzelfde doet zij in het boek over de geschiedenis van de zwangerschap. Zij deed hiermee het afgelopen jaar veel stof opwaaien, omdat deze geschiedenis zoveel schokkende gegevens bevat. Zo waren het eeuwenlang vooral de nieuw opkomende geneeskundige wetenschappers en de oude kerkelijke gezagsdragers die van schokkende invloed waren op wat er met zwangere en barende mensen gebeurde. Zij bepaalden wat een ‘levensvatbaar wezen’ was, wanneer een foetus ‘bezield’ was, wat de beste ‘baringshouding’ was, wanneer een zwangerschap ‘voldragen’ was, om maar wat categorieën te noemen. Ook in hun onderlinge strijd werd over de hoofden en (letterlijk) de lijken van deze mensen beslist.

Als je het boek leest, moet je er rekening mee houden dat deze geschiedenis vol gruwelijkheden zit, die ook nog tot ver in de 20e eeuw hebben voortbestaan. Je zult het boek regelmatig moeten wegleggen, ook al heeft Dehue de lezer alsnog willen sparen. Je vraagt je af wat er nóg gruwelijker kan, als je leest dat priesters waren uitgerust met een mes om in te grijpen bij een baring die fataal dreigde af te lopen: onmiddellijk moest worden ingegrepen om te voorkomen dat de ongeborene ongedoopt zou sterven. Dus – hup – het mes in de zwangere buik, de foetus eruit gesleurd om op het blote hoofdje te dopen met geschikt doopwater. Resultaat: twee doden, een gezin zonder moeder en zonder nieuwe aanwinst. Een dokter moest de lijkschouwing komen doen en iemand moest de rommel komen opruimen. Dehue introduceert voor deze praktijk een nieuwe categorie: abortus religiosis.

Gelukkig zijn we deze praktijk voorbij. Maar toch geldt nog steeds een grondkenmerk ervan: ook nu nog zijn veel stemmen te horen die spreken óver zwangerschap, baring en ouderschap, maar nog steeds zeldzaam zijn de stemmen van degenen die hier vanuit een ‘ik-perspectief’ over kunnen spreken. Nog altijd lijken hun stemmen niet relevant voor wetenschappelijk onderzoek, of als moreel actor en patiënt met patiëntrechten in de verloskamer. Zoals Dehue overtuigend aantoont, zijn het ánderen die in het verleden hebben bepaald wat de categorieën zijn die de moeite waard zijn van wetenschappelijk onderzoek.

Onlangs werd maar weer eens belicht dat bijvoorbeeld over medicijngebruik tijdens zwangerschappen veel te weinig bekend is  (interview met promovenda Charlotte Koldeweij ‘Over medicijnen tijdens de zwangerschap is weinig bekend. Toch schrijven we ze voor’, NRC, 24 maart 2024). Ik zou willen vaststellen dat zwangerschap nog steeds een onderbelicht onderwerp van onderzoek is, waarbij de stemmen van zwangeren nog altijd overstemd worden door anderen.

Terug naar het boek van Trudy Dehue: ik schreef over dit boek een recensie voor het Tijdschrift voor Gezondheidszorg en Ethiek (TGE), die hierbij te vinden is. Dit tijdschrift verschijnt elk kwartaal met een keur aan actualiteiten in onderzoek en zorg, met discussies en boekbesprekingen. Zowel Dehues boek als TGE zijn warm aanbevolen voor zorgethici.

Van Nistelrooij, I. (2024). ‘De gewelddadige geschiedenis van zwangerschap en baring. Recensie van Ei, foetus, baby door Trudy Dehue (2023)’ in Tijdschrift voor Gezondheidszorg en Ethiek (TGE), 34(1)25.

Een artikel van


0 reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *