4 – 5 minuten

2 reacties

Met mijn ‘spoedbriefje’ mag ik de eerste wachtkamer passeren. Nu zit ik in de tweede wachtkamer voor de hokjes waar bloed wordt geprikt. Tegenover mij zit een oudere dame met een hip roze mutsje op. Ik vraag mij af of zij kaal is. Dan hoor ik het gesprek dat zij voert. ‘Ja, mijn achterhoofd is zo vlak, de pruik blijft dan niet goed zitten. Die kruipt omhoog en dan krijg je zo’n bult bovenop. Dat ziet er niet uit. Dus ik gebruik dubbelzijdige tape. Maar dat is zo’n gedoe. Dat doe ik alleen als de kleinkinderen komen, ik wil niet dat zij van Oma schrikken.’ ‘Kaal dus’,  denk ik.

De jongere blonde mevrouw tegenover haar zegt dat zij dat probleem niet heeft. Ze kan zelfs met haar pruik op fietsen. Ik bekijk haar vanuit mijn ooghoeken: nooit gedacht dat zij een pruik draagt. Aan de hand van dit gesprek besef ik dat ik amper iets deel met anderen over mijn kanker. Dat voelt best heel alleen. Ik voel mij ook een beetje stiekem: ik heb immers ook kanker maar ik zeg het niet en luister wel mee.

Het gesprek over de pruiken zet mij weer tot nadenken aan. De tweede chemo staat voor de deur en ik kan mijn haar nog steeds verliezen. Wat ga ik dan doen? Mijn moeder was heel stellig over een pruik: ‘Je geeft immers les? En presentaties? Anders ziet iedereen het.’ ‘Kanker hoort bij het leven’, antwoordde ik haar toen dapper, ‘daar hoef ik mij niet voor te schamen.’ Ik vind het overigens lastiger dan ik mijn moeder liet blijken.

Tegelijk denk ik aan Bert, mijn overleden man,  die niet met een slangetje in zijn neus terug naar zijn geboorte-eiland wilde.  ‘Dan ben ik een geverfde vogel!’ zei hij. Op dat moment wordt mijn gedachtestroom onderbroken en mag ik bloedprikken. Een uur later ga ik aan het infuus.

Ooghoeken

Twee weken later ga ik winkelen, ik heb al mijn haar nog. Terwijl ik de parkeermeter probeer te snappen zie ik een kale vrouw aan komen fietsen. Rechtop en fier. We gaan dezelfde winkel in. Ik voel mij weer wat stiekem: ik zie meteen aan haar dat zij waarschijnlijk kanker heeft (gehad) maar aan mij is niets te zien. Ik zou het haar haast willen vertellen maar vind dat ook weer gek van mijzelf. Dus ik kijk weer vanuit mijn ooghoeken: de vrouw lijkt trots en krachtig en ik vind dat heel indrukwekkend. Ik besluit hoe dan ook niet voor een pruik te kiezen (en bestel thuisgekomen voor ‘het geval dat’ online een mutsje). De kale vrouw en ik verlaten gelijktijdig de winkel en zij fietst weer weg. Dat lukt mij dan weer niet.

Stiekem

De mevrouw met het kale hoofd op de fiets verbloemde haar situatie niet. Zij trotseerde de blikken van de mensen om zich heen, zij leek haast onaanraakbaar. Ik heb er diepe bewondering voor.

Anderhalf jaar heb ik ‘stiekem’ kanker gehad. Ik had nog geen behandeling nodig en vond mijn ziekte ook wel privé. Alleen mensen uit mijn ‘eerste kringetje’ waren op de hoogte. Ik wil(de) nog zo veel. Moeder zijn,  ‘gewoon leven’ en genieten met elkaar, maar ook wil(de) ik ethiek in de praktijk aan de mens brengen en promoveren. De kanker en het ‘kankerstigma’ zaten mij (naar mijn idee) in de weg. Ik wil nog steeds graag alles wat ik beschreef maar vooral moeder zijn, minstens totdat ze volwassen is. Of het ons gegeven is weet ik niet. Maar nu de chemobehandelingen een feit zijn is het tijd voor een ‘coming out’. Ik loop mijn pad hand in hand met kanker. Haar of geen haar: ik laat het steeds meer mensen weten. Het is zoals het is.

Swanny Kremer

Een artikel van


2 reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Ik herken je dilemma. Ook ik heb kanker maar dit is nog niet aan mij te zien. Mensen in mijn directe omgeving weten het. Volgens mensen die verder van mij af staan en die het niet weten zie ik er beter uit dan ooit, zeggen ze. Dit laat ik zo, ik voel geen behoefte het met hen te delen. Maar in mijn werk als trainer en coach waarin ik dagelijks met groepen werk, presentaties geef en les geef is dit anders. Ik train verpleegkundigen in verpleegkundig leiderschap en professionele ontwikkeling en daarin gaat het ook altijd over hetgeen zij in dit proces tegenkomen. Waarin worden ze getriggerd, wat vinden ze hierin lastig en hoe kunnen ze eigenaarschap en eigen regie nemen over hun professionele rolontwikkeling. Hoe kunnen ze meer zichtbaar worden en hun eigen talenten inzetten in hun professie. Ik realiseerde me, na mijn diagnose, dat wil ik goed kunnen blijven werken ik ook zou moeten delen met hen wat er op dit moment in mijn leven speelt. Practice what you preach. Ook wetend dat niet delen binnen een context waar mijn passie ligt (mijn werk) dit leidt tot eenzaamheid en me niet verbonden voelen. Dus ik kies zelf het moment waarin het passend voelt qua onderwerp (het gaat om een jaarprogramma van 10 lesdagen) om het te delen. Het is spannend, maar keer op keer ben ik verwonderd en ontroert wat zich opent bij de deelnemers en wat er vervolgens ontstaat. Het verdiept absoluut de reis die we aan het maken zijn. Dat hoor en zie ik terug. En voor mezelf: ik voel me levendiger dan ooit., met kanker.

Ja Marijke, jij herkent mijn dilemma zeker. Wat dapper hoe je bewust kiest het te delen, daar waar je het vindt passen. Het klinkt alsof je dit heel knap doet. Bij mij heeft het wat langer geduurd 😉 Ik wens je het allerbeste toe.