4 – 5 minuten

2 reacties

Vreselijk koud heb ik het. Alsof mijn beenmerg tot ijs is verworden en koudestralen naar mijn lichaam doorstuurt. In een dekentje gewikkeld zit ik rillend op de bank. Ik weet dat het bij de chemo hoort om het koud te hebben en het duurt dan ook even voordat ik de verwarming ga controleren. Die is ijskoud.

Huiverend beweeg ik mij voort naar de CV-ketel. Ik heb er geen verstand van maar de bijkeuken staat blank. Er loopt water uit een of andere slang. Het ziet er niet goed uit. Hartje winter en geen verwarming, dat moet snel worden opgelost. Maar ik voel mij zo ziek, niet opgewassen tegen deze situatie terwijl ik begrijp dat ik handelend op moet treden.

Vloeken

Daar sta ik dan, naast de CV-ketel, in mijn deken, hondsberoerd te zijn, en ik vloek: ‘Verdomme Bert, ik kan niet eens normaal kanker hebben!’ Ik foeter hem uit: ‘Moet ik het dan allemaal alleen doen? Lul!’

Maar Bert kan niets meer, Bert is er niet meer, Bert is nu as. En ik voel mij een heel slecht mens omdat ik op hem sta te schelden. Ik huil het eruit. Daarna bel ik het nummer op de sticker op de ketel en blijf ik urenlang uit bed om op de monteur te wachten. Onder het wachten dweil ik het water in de bijkeuken op en zet ik een emmer onder de lekkende slang. Ik handhaaf mij maar zou zo graag in bed kruipen met een kruikje en een emmer ernaast en de dag voorbij laten kabbelen totdat mijn dochter weer uit school komt.  

Alleen

Telkens weer zijn er momenten waarop ik mij realiseer dat ik er alleen voorsta. Natuurlijk zijn er mensen om ons heen. Maar ieder heeft zijn eigen cocon waarin deze zich handhaaft, en in onze cocon moet ik het zijn.

Als je zo lang samen bent geweest is dat niet makkelijk.

Als je naast je verlies ook nog ernstig ziek bent is het haast niet te doen. Zittend op de bank, af en toe mijzelf binnenstebuiten kerend op de wc, wacht ik op de onderhoudsmonteur. Hoe langer het duurt, hoe bozer ik mij voel. En hoe bozer ik mij voel, hoe meer ik schuldbewust denk dat Bert er niets, en dan ook niets, aan kan doen. Hij heeft mij niet in de steek gelaten. Hij had immers ook niet dood willen gaan. En toch ben ik boos en het verwart mij enorm.

Warm

De onderhoudsmonteur is geweest. Er is een leiding bevroren en dat veroorzaakt de kou. De monteur heeft iets gedaan waardoor het weer warm wordt.

Het is niet logisch om boos te zijn op Bert, maar het lucht wel even op. ‘We hebben zo veel pech onderweg, ik mag ook wel een keertje boos zijn’, denk ik. Mijn gedesoriënteerde brein snapt nog wel dat ik door de hele ‘kankerzooi’ amper kans heb om te rouwen. Daarom probeer ik mij niet al te schuldig te voelen over mijn boosheid. Ik laat het maar gebeuren. Het is er en ik voel het.

Het is ook allemaal niet eerlijk wat hier gebeurt. ‘Voor een klein dorp hebben wij statistisch gezien  ‘alle kanker’ wel gehad’, mompel ik in mijzelf. En het is gewoon een gegeven: of ik nu ziek of gezond ben, voortaan moet ik de boel draaiende houden. Ook al ben ik er amper tegen opgewassen.

Als Bert leefde en mij ziek had zien zitten in de kou, met al dat water in de bijkeuken, dan had hij mij met een kruikje in bed laten liggen en het opgelost. Hij zou voor mij en de situatie gezorgd hebben. Dat weet ik zeker. Met een warmer gevoel in mijn hart kruip ik voordat onze dochter uit school komt nog even in bed om ook verder op te warmen.

Swanny Kremer

Een artikel van


2 reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Dank je wel voor het hart onder de riem. Boos zijn op een overleden partner is niet direct een sympathieke emotie. Maar wel een oprecht gevoel. Ik heb begrepen dat meer mensen in een rouwproces deze emotie kunnen ervaren, en het kan verschrikkelijk verwarrend zijn. Het is immers niet ‘eerlijk’ en ook niet logisch. Maar ja, zo gaat dat soms met gevoel.