13 – 17 minuten

0 reacties

Het is donker als ik eind maart 2023 voor een volle zaal in Utrecht sta.

Achter mij wordt deze video vertoond.

Ik begin met de regels van Antjie Krog:


overweldigd door ons vermogen
om vast te houden

op deze kneedbare aardmantel

kan ik niet niet-jij zijn
 jij niet niemand zijn
wij niet nergens zijn
het ongehoord behorende woord
niet niet-gezegd worden door ons

mijn hart hapert -gewichtlozer dan tevoren
maar overbrugbaar
daar waar ik anders ben dan jij
begin ik             het is waar

maar daar waar ik jou ben
jou geworden ben         zing ik buiten mezelf
lichte polsslagen kwikzilverzingend

iets voorbij de hele mensheid gekaatst[i]

Het is even stil.

Ik kijk rond en zie open blikken.

In mezelf voel ik het na-beeld van lichte polsslagen, van kneedbare aardmantel, van zingend kwikzilver. ‘Best een risico, dat kwikzilver’, schiet door mijn gedachten.

Ik bewonder haar zo, Antjie Krog.

Maar de poëzie als vorm bewonder ik het meest.

Ik herpak mezelf en vervolg mijn verhaal met een uitnodiging aan het publiek. Die uitnodiging deel ik nu ook graag met jou via zorgethiek.nu. Want niet alleen op de UvH is er een groeiende interesse in het snijvlak van de kunsten, zorg en welzijn en in creatieve, arts-based en practice-led benaderingen van onderzoek voor meer menselijke zorg. Ook daarbuiten. Voor de UvH is een belangrijk onderdeel daarvan de samenwerking met de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht (HKU), die dit jaar werd beklonken. Misschien heb je erover gelezen. Als UvH-team zijn we trots dat de UvH nu artistiek promotieonderzoek mogelijk maakt. Er is toestemming om grenzen te verkennen, op te rekken, en nieuwe vormen te doen ontstaan. Die vormen vragen om verbeelding, om volheid en – wat ik eind maart noemde – het fenomeen ‘samenvallen’.

Want op die dag in maart, bij de lancering van Creating Cultures of Care, vertelde ik over: Volheid, Samenvallen en Verbeelden. Ik kom hier zo op terug. Eerst meer over de aanleiding.

Creating Cultures of Care

We vierden – ik ben nog steeds in maart 2023 – de start van het acht-jarige programma Creating Cultures of Care. Een door Regieorgaan SIA gefinancierde infrastructuur met een consortium dat wordt getrokken door Debbie Straver en Gjilke Keuning bij de HKU en waar de UvH in deelneemt. Creating Cultures of Care bestaat uit vele kunstlectoraten en enkele universiteiten, en wij zijn daar samen met het UMCU De Nieuwe Utrechtse School één van. Ik ben trots dat we hier onderdeel van uit mogen maken. In Creating Cultures of Care doen we onderzoek naar CareLabs, en naar hoe zorg gedacht, gedaan en ervaren wordt in deze Labs. Een CARE-lab staat voor Co-creative Artistic Research Ecology lab. Hierin werken en leren kunstenaars en ontwerpers samen met inwoners, patiënten, zorgprofessionals, beleidsmakers, studenten en onderzoekers in de praktijk van het ziekenhuis of de wijk aan nieuwe concepten en praktijken van care. De focus in CARE-labs ligt op maken, onderzoekend scheppen en op zorg. We zijn trots dat Mariëlle Schuurman inmiddels als promotieonderzoeker bij de HKU is aangesteld. We houden je via de nieuwsbrief van CCoC op de hoogte.

Meaningful Artistic Research (MAR)

In de tussenruimte tussen de UvH en HKU gebeurde de afgelopen jaren ook iets anders, wat vlak voor de zomer, in juni, culmineerde toen we samen met de HKU het nieuwe platform Meaningful Artistic Research: MAR vierden. De samenwerking tussen de UvH en HKU werd toen echt bezegeld. Een belangrijke mijlpaal, zo voelde het voor iedereen. Promotieonderzoeksters Marloeke van der Vlugt en Simona Kicurovksa namen ons mee in hun artistieke onderzoek rondom een Esthetiek van de Aanraking en Moderne Ontwerppraktijken. Waar we aanvankelijk MAR vooral zagen als een platform voor promotieonderzoek op het snijvlak van de kunsten en wetenschap, groeit dat inmiddels uit tot veel meer, waar we binnenkort meer over vertellen.Inmiddels heeft ook onze kersverse collega Dr. Louis van den Hengel zich bij ons aangesloten, waar ik bijzonder blij mee ben. Samen werken we toe naar ons volgende evenement: Noteer alvast vrijdag 12 april 2024 in je agenda voor: Morning with MAR! Aankondiging volgt spoedig.

De noodzaak van Volheid

Terug naar die dag in maart, waar ik mijn praatje begon met een eerste thema, ‘volheid’. Anderen zeggen het met mij: het lijkt wel alsof we ons in een hele lange winter bevinden. Laatmoderne care scripts hebben beelden van de mens als zorgend en artistiek wezen naar de rand gedrukt. Neem nu abstracte beleidsconcepten en programma’s die er toch nog te vaak vanuit gaan, dat we alleen rationele mensen zouden zijn. Dat creëren en maken er niet toe zouden doen of niet genoemd hoeven te worden. Dat doen kunstenaars en ontwerpers toch, is vaak de veronderstelling. Zo’n eenzijdig mensbeeld leidt tot verschraling, tot uitholling van ons werk en leven. Hoe kunnen we onze vragen tegenwoordig nog in alle diepte en volheid leven, vraag ik me hardop af.

Ik denk dat we allemaal makers zijn, en er zijn evolutionair antropologen die dat hebben onderzocht, zoals Ellen Dissanayake. We zorgen ook allemaal, soms meer, dan weer minder, soms met wijsheid, soms niet. De mythe dat zorg of maken voorbehouden zouden zijn aan een selecte groep, leeft nog steeds. Ik deel zo nog een paar mythen rondom zorg. Het ontkennen van onszelf als makende en zorgende wezens heeft geleid tot een existentieel verlies. Niet iedereen ervaart meer wat het betekent om mens te zijn. In sommig beleid en op sommige plekken zijn we vooral gericht op het zo efficiënt mogelijk regelen van ons bestaan en onze tijd. Dat leidt tot vervreemding. Kinderen op tijd naar school, werk dat snel af moet zijn, slapen via melatonine. Sommigen zijn zelfs vervreemd van ons lichaam. Julia Kristeva, voornaam filosofe en psychoanalytica, zegt daarom dat we in een bestaanscrisis zijn. Gelukkig stelt ze ook een oplossing voor: ze pleit voor hernieuwd geloof. Niet zomaar een geloof, maar geloof in de volheid van het bestaan. Anderen stellen soortgelijke wegen voor, zoals Rebecca Solnit, die onlangs een interessant artikel schreef over What if climate change meant not doom — but abundance?

Ik rek het beeld nog iets verder op. Om de volheid te ervaren, is namelijk eerst een soort natuurlijkheid nodig. Aquarellisten weten dit. Eén van hen zei ooit dat de beweging van een penseel net zo natuurlijk moet zijn als water dat van een lekkende muur naar beneden glijdt, of als een stok die in het zand tekent. Dit soort penseelstreken of tekeningen volgen geen willekeurige weg en lijken nooit zonder energie te zijn. Onnatuurlijkheid, of het niet ontvankelijk zijn om dit proces zich te laten ontvouwen, zou impliceren dat de aquarel gedwongen of gecontroleerd zou worden om anders te werken: zonder de vloeibare en transparante eigenschappen. Hoe zoeken we die natuurlijkheid, met elkaar?

In mijn leven helpen de kunsten daarbij. Als ik maak, als ik kijk of hoor of voel, ontstaat er relatie met een werk dat een eigen leven leidt. Een volheid. In deze, wat we soms noemen, ‘posthumane’ maakpraktijk, waar materialen en mensen samenkomen, is niet alleen de mens de ‘maker’. Het is eerder de praktijk van het maken zelf, de complexiteiten van verstrengelingen van materialen, de ruimte en degene die ‘maken’, waarin we de volheid en de mens als esthetisch en zorgend wezen, leven. Daarin is ontvankelijkheid en bescheidenheid belangrijk. Alleen dan gebeurt er ‘betekenis’.

De kunsten zijn dus niet alleen ‘leuk’. De kunsten zijn noodzakelijk om hoe we samenleven op een nieuwe manier te denken en doen, zo bepleitte vele filosofen decennia geleden al. Daar ligt de belofte van artistieke processen, want die staan een brede kijk op de mens als relationeel wezen voor. Ze helpen ons om de mens als multisensorisch, esthetisch te zien, oneindig verstrengeld met anderen en de wereld om hen heen. Als makers, met een sterke verbeelding, en als zorgers, in staat om aandacht te hebben, te luisteren, ontvankelijk te zijn en verantwoordelijkheid te dragen. Ook als het lastig wordt. Wat zorg is lastig en vol spanning.

Het fenomeen Samenvallen

Dat brengt me op mijn tweede punt. Ik ben namelijk nieuwsgierig naar wat we samen kunnen waarnemen of juist niet. Hoe komen we eigenlijk tot gedeelde beelden van zorg en welke spanningen doen zich daarin voor? Zorg zoals die nu, op dit moment, ontstaat en wordt gegeven. Dus niet hoe zorg kan zijn: ik ben namelijk nog niet bij de verbeelding aangekomen. Misschien ken je het bekende voorbeeld van een bloem waar blauw licht op schijnt. Ik weet dat de bloem niet blauw is, maar toch zie ik een blauwe bloem. Wat nu, als het andersom is? Als we problemen en fenomenen, of misschien zelfs dingen en groepen mensen, anders zien dan anderen? Soms hebben we geen gedeelde waarneming.

In de zorgethiek onderzoeken we praktijken van zorg, met alle regels en cont(r)acten en geworstel. Zodra mensen samenleven, delen ze iets of niet of soms een beetje. Met ‘delen’ doel ik niet op gedeeld land, gedeelde waarden, gedeelde gebeurtenissen of gedeelde afspraken die we maken over hoe we samenleven en wie voor wie moet zorgen. Hier gaat het me om gedeeld waarnemen. Want daarin gaat het in onze samenleving zo vaak mis: we zien soms verschillende dingen en in een gebrek aan gedeelde beelden van hoe de wereld is, ligt het risico op uitsluiting, op ‘niet-zien’ of ‘niet-gehoord’ worden.

Waarnemen raakt hier aan esthetiek, als we helemaal teruggaan naar de oorspronkelijke Griekse betekenis van waarnemen (aistetikos). Waarnemen in zorgcontexten wordt hier ook politiek. Het gaat dan om complexe processen van onderhandelen over welke noden we waarnemen, en wie daarop zou moeten antwoorden. Wie voor wie zou moeten zorgen. En wie daarvan wordt vrijgesteld.

Je kent vast het pijnlijke voorbeeld van Melania Trump die, toen ze op weg was naar een opvang voor mensen zonder huis, een T-shirt droeg met daarop “I really don’t care”. Zorg is niet altijd mooi, zorg heeft ook een donkere kant en werking. Net als Krog’s kwikzilverdamp kan zorg kwaad doen.

De impact van hoe we waarnemen (‘aesthetic impact’) is al jaren onderwerp van studie. Onderzoekers kijken naar de relatie tussen complexe concepten en processen zoals visueel en esthetisch ervaren en waarnemen en hoe we cognitieve concepten vormen. Dat onderzoek is inmiddels goed bekend in velden zoals kunsteducatie en ik zie het ook in medical humanities programma’s gericht op het trainen van zorgprofessionals in hoe zij beter leren observeren. Helaas wordt in veel wetenschappelijke curricula nauwelijks aandacht besteed aan de esthetische vorming van studenten, terwijl dat cruciaal is voor een zorgzame samenleving. Soms wordt zelfs gezegd dat de esthetiek en de kunsten onbelangrijk zijn, maar daarmee worden inzichten uit zeer zorgvuldig uitgevoerde studies ontkend (denk bijvoorbeeld aan werk van Eliot Eisner, Maxine Greene, Harry Broudy die zich hier al in de jaren ’60 hard voor maakten).

De essentie van Verbeelden

Daarmee kom ik op mijn derde en laatste thema. In 2018 vroegen we ons al af hoe we gedeelde beelden op goede zorg, care imaginaries, ontwikkelen. “Lacking mutuality, we lack humanity,” zei Ellen Dissanayake onlangs tegen me. Het inbeelden van hoe de verbeelding en zorg samenvallen is helemaal niet nieuw. Pedagogen, onderwijskundgen en filosofen zoals Alexander Baumgarten,Friedrich Schiller en Johann Pestalozzi creeërden in de 19e eeuw al ideeën over die relatie.

De verbeelding stimuleert ook onjuiste beelden en er gaat zelfs een aantal mythen over zorg de ronde die maken dat zorg niet altijd lekker ligt. Ik noemde al dat zorg voorbehouden zou zijn aan bepaalde groepen met certificaten of diploma’s. Maar we zorgen allemaal. Een andere mythe die Joan Tronto vaak noemt, is dat zorg iets voor vrouwen zou zijn, niet voor mannen. Bovendien zou zorg in de familie, het private domein thuishoren in plaats van een collective verantwoordelijkheid zijn. Joan Tronto bekritiseert ook dat sommige mensen niet hoeven te zorgen, want ze doen andere dingen. Ze zijn “geprivileerd onverantwoordelijk”. Nog een mythe is dat zorg “natuurlijk” zou zijn, aangeboren, en dat niet iedereen zorg nodig zou hebben. Een vreemd voorbeeld vond ik in een publicatie over raciale en ethnische verschillen, waar mensen vroeger geloofden dat zwarte Amerikanen (zoals mijn man) van nature minder zorg nodig zouden hebben, omdat ze minder pijn zouden ervaren. Dat is natuurlijk onzin. Er werd verkeerd gemeten. De fout zat in de meetmethode. Hun zorgbehoefte werd gemeten door naar de hoeveelheid voorgeschreven pijnmedicatie te kijken en blijkbaar werd er aan deze groepen minder medicatie voorgeschreven. Dat zegt natuurlijk niets over hun zorgbehoefte: ze hadden destijds minder middelen of onvoldoende toegang tot zorg. En dan ben ik nog niet klaar. Want sommige aan zorg gerelateerde termen hebben ook niet echt een goede reputatie en imago. Een woord dat vaak met zorg in verband wordt gebracht is “behoefte” of “noden”. We worden vaak als zwak en afhankelijk afgedaan als we onze noden met een ander delen. Of als een autoriteit zegt dat onze behoeften voortkomen uit zwakte. Dus blijven we liever stil. Ik las onlangs het artikel van Fast Company: Six Verbs That Make You Sound Weak (No Matter Your Job Title). Het woord “need”, nood, staat op twee.

Onze verbeelding kan ons de verkeerde kant op leiden, tot een hol en leeg of pijnlijk ‘care imaginary’. We willen niet terug naar de slechte voorbeelden uit ons koloniale verleden. Maar hoe dan wel? Misschien helpt het om te experimenteren, anders te verbeelden, te innoveren, de vraag wat is goede zorg te leven? In ons werk denken we na over die care imaginaries, over verbeeldingen van zorg die deze mythen tegengaan, om van daaruit toe te werken naar een visie rondom de zorgzame samenleving en de centrale rol van de kunsten daarin, die iets wezenlijks bieden, ons weer kunnen verbinden met de kern van ieder creatief proces: het leven en de levendigheid zelf.

Volheid, Samenvallen en Verbeelden

Je ziet, ik meander en maak omwegen, en ik hoop dat de cirkel nog lang niet rond is. Dat ik deze vragen met vele anderen mag leven. Want dat leven met anderen maakt dat we ons mens voelen. We hebben elkaar nodig om dat ‘leven’ op te zoeken, uit te nodigen en soms te prikkelen. In ons onderzoek en onderwijs, maar ook thuis. Neem bijvoorbeeld – en dan stop ik – een vader die de lepel met pap niet simpelweg aan zijn kind geeft, maar die omringt met grappige geluiden. Misschien zingt hij er zelfs bij de rondwaaierende beweging van de lepel met pap. Hij prijst het aan, probeert te verleiden. De zorg voor de ander, in dit geval de hap, krijgt een iets andere betekenis. Het alledaagse wordt plots ietsje voller. In de zorg voor zijn kind raakt hij tegelijkertijd aan de, wat sommigen noemen, esthetiek van het bestaan. Het gewone wordt dan toch heel even buitengewoon. Dit bevestigt dat we leven, en – om terug te leren naar Antjie Krog – helpt ons om:

op deze kneedbare aardmantel te zijn, om te overbruggen

daar waar ik anders ben dan jij
begin ik             het is waar

maar daar waar ik jou ben
jou geworden ben         zing ik buiten mezelf
lichte polsslagen kwikzilverzingend

iets voorbij de hele mensheid gekaatst.


[i] Antjie Krog (2009). Nederlandse vertaling: Robert Dorsman/Jan van der Haar uit: Waar ik jou word.

Een artikel van


0 reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *