Beeld: Ank Daamen. Daamen maakte deze en andere tekeningen tijdens de apofatische analyse van dit onderzoek.

6 – 8 minuten

0 reacties

Rianne van Hassel schreef een bijzondere scriptie over de ervaringen van vrouwen die kozen voor een medicamenteuze abortus. Om die ervaringen echt te begrijpen werkte ze samen met kunstenaar Ank Daamen. Dat leverde nieuwe inzichten op over hoe goede zorg te organiseren, maar leidde ook tot nieuwe vragen.

Gefeliciteerd met je scriptie, Rianne! Eerst maar even, wie ben jij?

Ik ben Rianne van Hassel en samen met Rick de trotse ouder van twee kinderen. Ik werk als begeleider van (jonge) mensen met dementie op verschillende locaties van dagbesteding en bij hen thuis. Drie jaar terug begon ik aan de pre-master van de UvH zonder een vastomlijnd doel voor ogen te hebben. Ik wist alleen dat de zorgethische visie mij raakte en dat ik daar meer over wilde leren. Gaandeweg verdiepte ik me in reproductieve zorg en werd mijn interesse voor de meer politieke visie daarop aangewakkerd. Eind 2022 publiceerde ik een artikel over epistemisch onrecht binnen deze zorg gebaseerd op mijn eigen ervaringen.

Wat is het onderwerp van je thesis en waarom?

Mijn scriptie gaat over de geleefde ervaring van een medicamenteuze abortus. Op 25 november 2022 diende dit onderwerp voor mijn masterscriptie Zorgethiek en Beleid zich aan in de vorm van een krantenartikel in de NRC. Er werd aandacht besteed aan het wetsvoorstel om de abortuspil ook door de huisarts te kunnen laten verstrekken. Mijn aandacht werd echter gewekt door het feit dat het artikel vermeldde dat er nog geen representatief onderzoek was gedaan naar de ervaring van Nederlandse mensen met abortus en dus ook niet met de abortuspil. Tijdens de studie Zorgethiek en beleid raakte ik (extra) doordrongen van de overtuiging dat goede zorg begint bij het werkelijk horen van de behoeftes van de zorgontvanger. Ik besloot me daarom te concentreren op het diepgaand begrijpen van ervaringen van mensen die kiezen voor een medicamenteuze abortus om hen een te stem geven in gesprekken over wat goede zorg én regelgeving voor hen is.

Hoe sluit je onderzoek aan bij zorgethiek?

Het uitgangspunt van het onderzoek was om te begrijpen wat goede zorg in het geval van een medicamenteuze abortus inhoudt. Zoals gezegd is het binnen zorgethiek gebruikelijk dat de zorgontvanger en diens behoeften leidend zijn in het bepalen wat goede zorg en daarmee moreel juist handelen inhoudt. Tijdens het doen van het onderzoek raakte ik geïnspireerd door theorieën van fenomenoloog Slatman en zorgethicus Banerjee. Onder andere hun werk bracht mij tot een lichamelijk geconceptualiseerde vorm van zelfbeschikking. Deze zelfbeschikking is in de kern wederkerig én dekoloniaal van aard. Op basis hiervan kon ik bovendien omschrijven wat een voorwaarde voor goede, dekoloniale zorg inhoudt, in het bijzonder voor mensen die de abortuspil nemen.

Hoe ben je te werk gegaan?

Ik heb gekozen voor zorgethische en fenomenologische filosofische uitgangspunten. De methode die ik hierbinnen hanteerde bestond uit een combinatie van zorgethische en fenomenologische arts-based benaderingen. Dit hield in dat ik een theoretisch onderzoek naar abortus, lichamelijkheid en (goede) zorg deed. Bovendien onderzocht ik de geleefde ervaring van vier vrouwen die kozen voor een medicamenteuze abortus. Ik las hun dagboek en als dat er niet was, hield ik een interview met hen. Op basis hiervan maakte kunstenaar Ank Daamen beelden die de ervaring invoelbaar maakten. Ik schreef gedichten, een lied en een monoloog. We deden dit op basis van een apofatische methode. Met iedere deelnemer hielden we vervolgens een gesprek over het werk dat Ank en ik maakten naar aanleiding van hun ervaring. Deze gesprekken leverden dieper begrip op. De empirische bevindingen die ik hier al schrijvend uit omhoog liet komen, bracht ik vervolgens in gesprek met de theoretische bevindingen die ik eerder deed om tot een zorgethische analyse te komen.

Welke inzichten hebben jou het meest verrast?

Ten eerste was ik heel blij met de manier waarop de methode zorgde voor inzicht en verdieping én voor waardevol contact met de deelnemers. Ook vond ik het heel mooi en aangrijpend om inzicht te krijgen in het existentiële karakter van de ervaring van een medicamenteuze abortus. Het meest verrast was ik echter op het moment dat ik op basis van theorie kwam tot een (lichamelijke) dekoloniale conceptualisering van goede zorg. Door dit laatste inzicht toe te passen op de ervaringen van de vrouwen, werd zowel duidelijk wat goede zorg voor hen binnen de praktijk van abortuszorg inhoudt als wat er maatschappelijk nodig is om tot goede zorg voor hen te zorgen: de werkelijk geleefde ervaringen dienen gedeeld te worden om tegenwicht te bieden aan abstracte (en vaak ideologisch en ‘talig technologisch’ ingegeven) ideeën over zwangerschapsbeëindiging. Bovendien is het van belang om ruimte te scheppen voor emoties en lichamelijke sensaties. We zijn eraan gewend geraakt om die toch vooral voor onszelf te houden en soms zelfs om ze helemaal te onderdrukken. In mijn onderzoek kwam echter naar voren dat het onmogelijk is om tot werkelijke zelfbeschikking en dus tot goede dekoloniale zorg te komen, wanneer iemand dit deel van het lichamelijk bestaan onderdrukt of niet voelt.

Met welke vragen blijf je achter na dit onderzoek?

De theoretische lens die ik koos, weerhield me ervan om dieper in te gaan op de existentiële dimensie van de ervaring van een medicamenteuze abortus. Ik zou het erg interessant vinden als de ervaring nog eens door een dergelijke bril zou worden bekeken, omdat dat nog niet eerder wetenschappelijk onderzocht is.

Daarnaast heb ik in dit stuk geen ruimte vrijgemaakt voor stemmen die bepleiten dat ongewenst zwangeren de abortuspil zonder tussenkomst van een zorgverlener zouden moeten kunnen verkrijgen. Dit zou de zelfbeschikking van deze mensen in zekere zin versterken. Toch blijft de vraag of het niet juist een aandachtige, competente en responsief handelende zorgverlener is die degene die kiest voor een abortus kan informeren en ondersteunen. Wat zou empirisch onderzoek aan inzichten bieden over dit onderwerp? Ook blijft de vraag overeind welk soort zorgverlener het best toegerust is om deze medicatie te verstrekken en het proces te begeleiden. Wat zou zorgethisch en feministisch onderzoek hierover over zeggen?

Tot slot: zowel de case van dit onderzoek als ikzelf zijn intersectioneel gezien behoorlijk geprivilegieerd. Ik ben erg benieuwd naar een onderzoek met een meer diverse case en/of groep van onderzoekers. Dit zou de mogelijkheid geven om goede zorg voor mensen die kiezen voor een medicamenteuze abortus nog inclusiever, betrouwbaarder en meer solidair te verankeren.

Rianne van Hassel

Begeleider van mensen met dementie en masterstudent Zorgethiek en Beleid

Linkedin

Foto: Nastya Ivashchenko

Een artikel van


0 reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *