8 – 10 minuten

0 reacties

Louis van den Hengel is vanaf september 2023 als hoofddocent Zorgethiek en Kunst verbonden aan de Universiteit voor Humanistiek. In dit interview stelt Louis zich voor.

Louis, welkom bij de UvH! Wat is jou in de eerste weken hier het meest opgevallen? En wat zijn je plannen?

Dank, ik ben blij hier te zijn! Ik zie er enorm naar uit om in de komende jaren het profiel van de UvH op het gebied van artistiek, arts-based en creatief praktijkgericht onderzoek te helpen vergroten door onderzoek op het snijvlak van zorgethiek, esthetiek en kunst te ontwikkelen en te begeleiden. Samen met collega’s zoals Merel Visse en anderen wil ik bijdragen aan, onder meer, de samenwerking tussen de UvH en de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht onder de noemer Meaningful Artistic Research en aan netwerken zoals het International Care Ethics Research Consortium. Dat laatste gezelschap is bezig met de voorbereiding van een congres rond zorg en esthetiek dat in het najaar van 2024 in Utrecht zal plaatsvinden.

Ik ben mijn weg hier nog aan het vinden, maar het meest treffend vind ik de sterke maatschappelijke inbedding van de UvH en de kleinschaligheid van de organisatie. In de afgelopen dertien jaar was ik als docent Genderstudies verbonden aan de Universiteit Maastricht. Ik kom dus letterlijk vanuit de periferie naar het centrum van Nederland, maar laat ook een grootschalige, internationale werkomgeving achter me waar zo’n 80% van de studenten en de helft van het personeel uit het buitenland kwam. De UvH is, vooral in haar onderwijs, veel sterker georiënteerd op de Nederlandse samenleving en daardoor directer betrokken bij de toekomst van ons land, maar kijkt óók over grenzen heen.

Waar haakt zorgethiek aan bij je eigen denken?

Mijn werk begeeft zich op het snijvlak van hedendaagse kunst – in het bijzonder performancekunst, een kunstvorm die tot stand komt door fysieke acties van de kunstenaar en/of andere deelnemers – en feministische, queer, dekoloniale en ecologische perspectieven op sociale en planetaire rechtvaardigheid. Ik richt mij op het verschil dat performance, als belichaamde sociaal-artistieke praktijk, kan aanbrengen in de manier waarop mensen zich verhouden tot zichzelf, tot elkaar, en tot de meer-dan-menselijke wereld. Mijn interesse ligt bij hoe creatieve makers – vooral die uit tot minderheid gemaakte groepen, zoals vrouwen en/of queer, trans of non-binaire mensen, personen van kleur, alsook een verscheidenheid aan niet-menselijke ‘anderen’ – performance en andere artistieke praktijken gebruiken om zich te verzetten tegen heersende vormen van kennis en macht, om nieuwe ‘counter-publieke’ ruimtes te scheppen, en om een relationele levensethiek te ontwikkelen in naam van een rechtvaardige en zorgzame toekomst. Dit zijn stuk voor stuk zorgethische kwesties.

Ik geloof dat kunst een vorm van heling kan zijn. Het beleven van kunst en cultuur geeft betekenis in het leven van mensen. Kunst kan bijdragen aan de kwaliteit van leven en sterven, aan zingeving en sociale participatie, en is in die zin waardevol voor gezondheid, zorg en welzijn. Dat is niet per se iets harmonieus. Integendeel, artistieke praktijken ‘werken’ vaak juist door bestaande denkkaders te ontwrichten, door ruimte te bieden aan spanning, ambivalentie, contradictie. En dat kan pijnlijk zijn. Tegelijkertijd heeft kunst het vermogen radicaal nieuwe werelden in het leven te roepen, nieuwe manieren van bestaan die recht doen aan de pijn van collectief trauma – denk aan de ingrijpende gevolgen van systemisch racisme, seksisme, validisme en transfobie, of aan zoiets moeilijks als de coronapandemie – maar die pijn ook weten om te zetten in progressieve verandering.

Welke denker/filosoof houdt je op dit moment uit de slaap?

Ik lig niet zo snel wakker van m’n werk, maar wie me momenteel veel bezighoudt is de Franse filosofe en activiste Simone Weil. Zij kwam vorig jaar bij mij rondspoken – ik kan het niet anders zeggen – in de zes maanden die ik thuis doorbracht om te herstellen na in het ziekenhuis te zijn opgenomen met een ernstig geval van COVID. Weils korte leven – ze overleed in 1943 op haar vierendertigste aan een combinatie van tuberculose en zelfopgelegde ondervoeding – was een volstrekt eigenzinnige combinatie van radicaal politiek engagement en een spirituele bewogenheid die niet in woorden te vangen is. Filosofie, activisme en mystiek lopen in haar werk – grotendeels postuum gepubliceerd – naadloos in elkaar over.

Simone de Beauvoir merkte ooit op dat ze jaloers was op het hart van Simone Weil dat door het hele universum heen wist te kloppen. Weils compassie voor anderen was inderdaad grenzeloos, omdat ze niet de illusie had dat haar eigen ik iets voorstelde. Zelfverlies, of wat Weil de ‘decreatie’ van het ego noemde, is een belangrijk thema in haar denken. Het is een van de redenen waarom Weil met regelmaat opduikt in de feministische zorgethiek, van korte vermeldingen in Joan Tronto’s Moral Boundaries en Sara Ruddick’s Maternal Thinking tot meer systematische behandelingen in bijvoorbeeld het werk van Sophie Bourgault. Zelf breng ik het denken van Weil in dialoog met de eerder genoemde perspectieven op sociaal-ecologische rechtvaardigheid én met het werk van een reeks hedendaagse performancekunstenaars. Dat moet uitmonden in een boek met als werktitel Radical Worlding: Performance and the Ethics of Decreation.

Wat ga jij studenten in jouw colleges in ieder geval meegeven?

Ik vind het belangrijk dat studenten zelf verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen leerproces en dat van elkaar, dus dat zal ik zeker stimuleren. Daarnaast hoop ik in gesprek te gaan over zorgethiek in relatie tot diversiteit en inclusie in een context van meervoudige crises. Wat betekent goede zorg vanuit queer, transgender, of non-binair perspectief? Hoe kan een begrip als intersectionaliteit, geworteld in Zwart feminisme, onze visie op zorgethiek als interdisciplinair onderzoeksveld verrijken? En wat kan een ecologische, minder mens-gecentreerde definitie van zorgen betekenen voor de positionering van zorgethisch onderzoek in relatie tot de wereldwijde klimaatcrisis?

Binnen de zorgethiek is steeds meer aandacht voor posthumanistische benaderingen die uitgaan van de relaties van onderlinge afhankelijkheid tussen mensen en andere levensvormen, zoals niet-menselijke dieren en ecosystemen. Het recente werk van María Puig de la Bellacasa of Vivienne Bozalek zijn daarvan goede voorbeelden. De kunsten liepen hier al langer op vooruit. Zo heb ik me de afgelopen jaren bezig gehouden met kunstenaars die klimaatprotest en LHBTQ+ activismecombineren om meer zorgzaamheid voor de Aarde te cultiveren. Het is vaak heel geestig werk – neem bijvoorbeeld het kunstenaarsduo Annie Sprinkle en Elizabeth Stephens, die in een reeks flamboyante bruiloften talloze keren in het huwelijk traden met elkaar en met allerlei niet-menselijke wezens – bergen, zeeën, sneeuw, bedreigde diersoorten – om de verwoestende invloed van de mens op de planeet ter discussie te stellen én heteronormatieve opvattingen van het instituut huwelijk te ontwrichten.

Maar zulke performances hebben ook een droevige ondertoon – zie daar weer het belang van ruimte voor contradictie – omdat ze worden bewogen door een diep gevoel van rouw voor het verlies van biodiversiteit en planetair welzijn. Creatieve praktijken als deze – en hetzelfde geldt voor artistiek onderzoek zoals dat plaatsvindt in Utrecht en elders – staan stil bij de verwevenheid tussen mens en wereld, tussen zelf en ander, en articuleren zo complexe zorgethische vragen rond leven, sterven, afscheid nemen, rouwen, liefhebben, en meer.

Als jij de lezers van zorgethiek.nu één boek/artikel/film mag aanraden, welk zou dat dan zijn?

Ik zou allerlei kunstenaars kunnen aanraden, maar het is te moeilijk om er daarvan één uit te kiezen! Wat academische literatuur betreft, ik ben nu zelf bezig in Nina Lykke’s meest recente boek Vibrant Death: A Posthuman Phenomenology of Mourning (2022), een poëtische, queer-feministische en autobiografische meditatie over ziekte, verlies en dood. Weergaloos. Het zou ook interessant zijn om wat oudere teksten die misschien niet direct tot de zorgethische canon behoren te herlezen, zoals Audre Lorde’s The Cancer Journals (1980) of haar essay A Burst of Light (1988) over het leven met kanker als Zwarte lesbische vrouw.

Maar als ik slechts één auteur mag noemen, dan is dat voor nu toch Simone Weil. Je kunt eigenlijk overal beginnen, bijvoorbeeld met het essay La personne et le sacré dat Weil enkele maanden voor haar dood schreef. In deze tekst, die onlangs opnieuw in het Nederlands is vertaald in de bundel Wat is heilig in de mens? (2021), ontvouwt Weil haar gedachten over liefde als een onpersoonlijke vorm van aandacht, een zuivere aandacht die ons van onszelf losrukt en tot niets minder dan de waarheid brengt. ‘Je komt niet bij de waarheid zonder je eigen vernietiging te hebben doorgemaakt,’ schrijft Weil met de haar zo kenmerkende stelligheid. De dood van het ik, suggereert ze, is de geboorte van waarheid, liefde en rechtvaardigheid – die termen vallen voor Weil min of meer samen. In haar dagboeken zegt ze het nog preciezer, nog strenger: ‘De waarheid liefhebben, betekent de leegte verdragen, en dus, de dood aanvaarden.’ Een les die ik, zo besefte ik in de intieme ruimte van het ziekenhuisbed, persoonlijk nog lang niet onder de knie heb.

Een artikel van


0 reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *