5 – 7 minuten

0 reacties

De casus:
Vanwege de dreiging van het coronavirus trof de overheid een strikte bezoekregeling voor de verpleeghuizen, bedoeld om kwetsbare bewoners en zorgprofessionals te beschermen tegen het coronavirus. Daardoor was het voor familie en vrienden van bewoners niet mogelijk om op bezoek te gaan. Bij de versoepeling van de bezoekregeling stelt een corona-crisisteam binnen een verpleeghuis een brief met duidelijke richtlijnen op, geheel in lijn van de RIVM-regelingen. Zo wordt gestreefd naar een ‘gefaseerde en gecontroleerde aanpak om het risico van besmetting te beperken’. In een brief aan bewoners en naasten staan veertien ‘voorwaarden en gedragsregels voor een bezoeker’. Eveneens zijn er veertien aandachtspunten geformuleerd voor de ‘organisatie van bezoekers’. Er is ook te lezen: ‘indien de bezoeker zich niet houdt aan bovenstaande afspraken, kan de manager besluiten om de bezoeker niet meer toe te laten tot de locatie.’

Het crisisteam had er goed over nagedacht. Heel zorgvuldig zijn de RIVM richtlijnen gelezen en  vertaald naar de eigen organisatie. Het was duidelijk dat op deze manier een onverantwoord risico op besmettingen voor (mede-)bewoners en medewerkers zou kunnen worden voorkomen. Toch  besluit het crisisteam na een signaal van de geestelijk verzorger om samen een moreel beraad te houden. Als alles wordt nageleefd, de lijstjes kunnen worden afgevinkt en er geen corona in huis komt, hebben we dan het goede gedaan?

Weloverwogen besluiten
De besluiten passeren nog eens de revue. De feiten en regelingen worden op een rij gezet. De gedachte is dat deze regelingen optimale zorg mogelijk maken, omdat er zo een veilige situatie is gecreëerd voor alle betrokkenen. Als ieder zich aan deze gedragsregels en afspraken houdt, is de veiligheid geborgd. De  coronabesmettingen worden in het Elektronisch Client Dossier (ECD) en medisch dossier  geregistreerd, de organisatie heeft voldoende testen beschikbaar voor bewoners en medewerkers en medewerkers zijn goed geïnstrueerd op het naleven van de hygiënerichtlijnen en hebben goed zicht op het welbevinden van de bewoners. In het verlengde van de richtlijnen van de RIVM zijn  bijvoorbeeld bezoekers toegestaan op een afdeling waar minstens veertien dagen geen besmettingen waren of tenminste veertien dagen nadat de laatste besmette bewoner tenminste 72 uur klachtenvrij was. En indien een afdeling geen besmettingen heeft, maar in de locatie wel sprake is van besmettingen, dan dient bezoek op een verantwoorde wijze plaats te vinden.

Waardegedreven?
Dan klinkt de vraag: hoe verhouden al deze regelingen zich tot de kernwaarden van de organisatie? We willen ons inzetten voor ‘warme en liefdevolle zorg’ en streven waarden na als verbondenheid, autonomie, geluk en van betekenis zijn. Dat zijn weerbarstige en niet gemakkelijk meetbare  waarden, maar voor bewoners van levensbelang. Wat als we niet op de eerste plaats uitgaan van alles regelen rondom de veiligheid, maar uitgaan van wat voor bewoners van betekenis is en hun geluk bevordert?

Concrete ervaring
Er wordt een verhaal verteld. Over mevrouw Jongejans. Ze heeft nu drie maanden haar beide kinderen niet gezien. Ze is eenzaam. Voelt zich nutteloos. Opgesloten. Gevangene in haar eigen ruime appartement. De lust om te leven is voorbij. Maken deze regelingen haar weer gelukkig? Dragen deze regelingen bij aan haar welzijn? Eén uur per week één van haar kinderen zien, op 1,5 meter afstand en met mondkapje en handschoenen? In hoeverre doen we het goede voor zo’n bewoonster? Richten deze maatregelen zich alléén op veiligheid of bevorderen we ook nog welzijn onder bewoners? Zijn echt álle voorgestelde maatregelen noodzakelijk? Wat betekent dit voor relaties van mensen? Wat is voor hen de kwaliteit van leven?

Versoepeling
De taal en de toon van de brief met richtlijnen benadrukken dat veiligheid alles is, maar wordt er ook woord gegeven aan de tragiek van deze situatie, aan de pijn, verdriet en de boosheid die aanwezig is? In hoeverre vráág je aan bewoners wat voor hen zelf belangrijk is en wat voor hen ‘versoepeling’ inhoudt? Welke afweging zouden zij zelf willen maken als het gaat om veiligheid en welzijn? Is het niet je taak als organisatie om heel goed naar bewoners te luisteren? Gaat het bij versoepeling om de wens om langer bezoek te krijgen? Of vaker? Van meer mensen bezoek? Kerkdiensten bij te kunnen wonen? Belangen kunnen tegenstrijdig zijn en niet allemaal in te willigen, maar begint het niet met de stap om naar de bewoners te luisteren? Ben je je bewust van de macht die je hebt als zorgverlener die nu voor hen bepaalt wat wel en niet mag? Bewoners hebben de energie vaak niet hun stem te laten horen. Maar in gesprekken hoor je hoe zij deze tijd beleven. Dit was misschien wel  hun laatste voorjaar, zonder buiten te zijn. Er is geen perspectief om te relativeren dat dit wel weer eens overgaat. Hoelang heb je nog te leven? En hoe is die tijd ingevuld? En met wie?

Stilte
Toen dit perspectief klonk, werd het gewicht van de maatregelen voelbaar. Opeens viel het gesprek stil. En het bleef even stil….ieder dacht na. Doen we het goede? Die stilte bleek essentieel. ‘Het wordt tijd om een tweede been bij te trekken’, constateert de bestuurder. ‘Er is méér dan veiligheid alleen. We moeten óók sturen op welzijn en kwaliteit van leven en dat nadrukkelijk betrekken bij onze besluiten. Zo zijn we trouw aan de waarden die we centraal willen stellen. Laten we de moed hebben  de koers bij te stellen. We gaan in overleg met cliënten en hun naasten waar hún behoefte op verruiming precies ligt.’

Samenkomen voor moreel beraad. Dat helpt bij het kiezen om ‘het goede te doen’, hoe weerbarstig het leven soms  ook is.

Door: Wout Huizing
Beeld: Jinke Koning

Een artikel van


0 reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *