3 – 4 minuten

1 reacties

Een dokter komt natuurlijk een hoop ellende tegen en daar waar pijn en verdriet zich voordoen is troost vaak het enige antwoord. Troosten is echter niet zo eenvoudig. Meestal doet de dokter er goed aan even de mond te houden. Dat leerde ik van die turbo-dokter toen ik nog stage liep in een ziekenhuis. Hij had zojuist een oud dametje op zaal verteld dat de borstkanker was uitgezaaid. “Het ziet er niet best uit, mevrouwtje” zei hij flink en kakelde vervolgens door over chemotherapie en dat ze niet bang hoefde te zijn, niet lettende op de tranen die haar over de wangen rolden en niet wetende dat ze geen letter hoorde van zijn verhaal omdat ze daar nog helemaal niet aan toe was. Mijn tenenkrommende reactie leerde mij dat luisteren en kijken veel meer troost kan bieden.

Lichamelijk contact

Sommige dokters doen daar ook nog een schep lichamelijk contact bovenop alhoewel dat ook zijn beperkingen kent. Ik was eens onthutst toen een dokter een patiënt in haar armen nam. De patiënt was even onthutst en gedurende een halve minuut was onduidelijk wie nu wie troostte. Nee, een hand op een schouder, een hand wat langer vast houden of een hand in twee handen pakken is voor mij wel het uiterste en dan nog komt het op de juiste timing aan. Net dat ene woord, dat ene gebaar of nog een seconde mijn mond houden, eigenlijk gaat troosten heel intuïtief. En dan nog blijf troosten soms iets onbeholpens hebben, het is namelijk nooit genoeg.

Doodknuffelen

Hetzelfde zie ik bij familie en vrienden van de patiënt. Vol goede bedoelingen wordt het leed nogal eens bedolven onder fruit, snoepgoed, knuffelbeesten of grappig bedoelde kaartjes waarvan het formaat ook alleen maar lijkt toe te nemen. Of wordt het leed vermeden door “het komt allemaal goed pa, ze kunnen tegenwoordig zoveel” of wordt het leed doodgeknuffeld door een partner die niet van de patiënt haar zijde wijkt en voortdurend streelt, knuffelt en handen fijnknijpt, de patiënte ondertussen onrustig naar adem snakkend.

Alles toppi?

Het meest aandoenlijke maar tegelijk ook onhandige maakte ik een paar jaar geleden mee. Ik werd met spoed naar een reanimatie geroepen waar politie en ambulancebroeders al ter plekkewaren. Het ging om een onwelwording van een man van middelbare leeftijd die alleen met zijn zoon van net in de twintig woonde. De moeder van de jongen was al jaren daarvoor overleden. Zijn vader bleek bij aankomst inmiddels te zijn overleden, de reanimatie was niet geslaagd.
Eén voor één dropen alle dienstverleners af en ik bleef met de jongen achter die plots wees was geworden. Hij had een goede vriend gebeld en het nieuws verteld. In afwachting van zijn komst bleven we wachten. Plots was er lawaai van een gehaaste auto en een twintiger in leren jack kwam de kamer ingelopen. Hij bleef tegenover zijn vriend staan, stak zijn duim schuin omhoog, vuist gebald, zegelring en kettinkje duidelijk zichtbaar. “Hey maatje, alles toppi?”
Popi pogingen tot troost en domme onhandigheid. Alles toppi.

Peter Leusink, huisarts te Gouda

Een artikel van


1 reactie

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vivianne Baur

Treffende voorbeelden…en het roept de vraag bij mij op of het onhandigheid is waar het hier om gaat of dat er wellicht iets anders speelt. Zou het zo kunnen zijn dat je in de eerste plaats in staat moet zijn om met je eigen geraaktheid en emoties om te gaan, voordat je in staat bent om met de emoties van een ander om te gaan? Zijn zorgverleners in de eerste plaats niet zelf ook mens, ipv ‘superheroes’ die boven en buiten de kwetsbaarheid en geraaktheid van anderen staan? En kan af en toe onhandigheid toch ook een bron van verbinding zijn, juist omdat het een gedeeld gevoel van onmacht toont?