5 – 7 minuten

0 reacties

Wie ben je?

Mijn naam is Elmyn Brands. Ik ben 25 jaar oud en ik woon samen met mijn kat Ace in Goirle, vlakbij Tilburg. Gedurende de master Zorgethiek en Beleid was ik werkzaam als wijkverpleegkundige. Na het behalen van mijn masterdiploma heb ik ervoor gekozen om deze mooie en dankbare functie te verruilen voor de functie van kwaliteitsverpleegkundige. Op deze manier hoop ik mijn passie voor coördineren en aandacht voor beleid, veiligheid en kwaliteit van zorg samen te kunnen brengen.

Wat is het onderwerp van je thesis en hoe kwam je tot deze keuze?
Mijn thesis gaat over het gebruik van zorgtechnologie in de thuiszorg aan kwetsbare ouderen. Als wijkverpleegkundige maakte ik veranderingen in de zorg van dichtbij mee, waaronder de snelle opkomst van zorgtechnologie. Steeds meer tablets, sensoren en robots doen hun intrede en veel fysiek menselijk contact wordt vervangen door digitaal contact. Ik vroeg me af wat de gevolgen van dergelijke ontwikkelingen in de zorg zijn voor de zorgbeleving door de cliënt. Daarnaast was ik nieuwsgierig welke rol de organisatie, de zorgverleners en de mantelzorgers bij deze ontwikkelingen spelen.

Eenmaal afgestudeerd blijkt de maatschappelijke relevantie van mijn onderzoek alleen nog maar groter, vanwege alle maatregelen rondom Covid-19 waardoor zorg op afstand geen vrijblijvende keuze maar een noodzakelijke oplossing blijkt voor veel kwetsbare ouderen.

Hoe sluit je onderzoek aan bij zorgethiek?

Mijn onderzoek sluit aan bij de zorgethiek doordat het kritisch is ten opzichte van grote (ethische) concepten zoals kwetsbaarheid, afhankelijkheid en autonomie. Het onderzoek wordt vanuit verschillende perspectieven belicht. Zo worden ervaringen van kwetsbare ouderen in kaart gebracht, maar ook de ervaringen van mantelzorgers, leidinggevenden en verpleegkundigen komen aan het licht.
In mijn onderzoek ligt de nadruk niet op generaliseerbaarheid, maar op het individuele en particuliere. Tevens wordt stilgestaan bij de sociale-, culturele-, politieke- en economische context die mogelijk van invloed is op de manier waarop kwetsbare ouderen het gebruik van zorgtechnologie in de thuissituatie ervaren. Het economische systeem waarin marktwerking voor een groot deel bepaalt welke technologische ontwikkelingen worden uitgewerkt komt aan bod. Ook wordt ingezoomd op de mogelijkheid tot geluk in een moderne, naar innovatie verlangende maatschappij.

Hoe heb je dit onderzocht?

Voor het conceptuele gedeelte van het onderzoek heb ik me verdiept in de kritische inzichten van socioloog Hartmut Rosa (2016) en techniekfilosoof Peter-Paul Verbeek. Rosa schrijft over de toenemende snelheid waarmee technologie ontwikkeld wordt en hoe maatschappelijke posities en waarden in hoog tempo mee veranderen. Verbeek beschrijft dat de invloed van technologie op ons bestaan altijd aanwezig is (Verbeek, 2014). Volgens hem moeten de grenzen tussen de mens en techniek vervagen om de onderlinge relatie te begrijpen.

Om inzicht te krijgen in de ervaringen van kwetsbare ouderen en mantelzorgers ten aanzien van zorgtechnologie in de thuiszorg, zijn semi-gestructureerde interviews afgenomen. Tevens heeft er een focusgroep plaatsgevonden met twee managers en drie verpleegkundigen om de organisatorische invloeden te ontwaren.

Een zorgethisch perspectief heeft binnen het onderzoek geholpen om een dialectische verbinding te maken tussen de conceptuele- en empirische resultaten. Zo heb ik met name gebruik gemaakt van het gedachtegoed van Joan Tronto (1993) en Nel Noddings (2015) om dieper in de gaan op de zorgrelatie en het creëren van een zorgzame organisatie met inachtneming van ‘macht en positie’. Kittay (2013) bood met haar werk handvatten voor het overdenken van kwetsbaarheid en autonomie.

Wat zijn voor jou de meest verassende bevindingen?

Opvallend vind ik dat angst voor incidenten volgens alle respondenten binnen dit onderzoek de aanleiding blijkt te zijn om zorgtechnologie te gaan gebruiken. Het verminderde gevoel van angst voor incidenten door de inzet van technologie staat echter niet per definitie gelijk aan werkelijk minder incidenten, er is als het ware deels sprake van ‘schijnveiligheid’. Uit de literatuur blijkt dat techno-pessimisten vrezen voor verschraling van de zorg door zorgtechnologie. Dit onderzoek wijst echter uit dat cliënten deze verschraling niet altijd als dusdanig ervaren. Mantelzorgers legden uit dat hun tijd met de cliënten op een andere manier kan worden ingedeeld, waardoor er meer ruimte is voor het sociale aspect. Dit betekent overigens niet dat de angst voor mogelijke verschraling onterecht is.

Cliënten ervaren volgens de verpleegkundigen onzekerheid met betrekking tot het kunnen omgaan met (nieuwe) technologie. Wanneer de verpleegkundigen cliënten en mantelzorgers overtuigen om de technologie toch uit te proberen, blijken ze later vrijwel altijd terug te komen op de onverschillige en afwijzende houding. Dit is vanuit theoretisch oogpunt een interessant inzicht, aangezien Rosa (2016) stelt dat resonantierelaties nooit kunnen worden afgedwongen of geïnstitutionaliseerd. Vanuit zijn perspectief gezien heeft een assertieve houding van professionals met betrekking tot technologie juist precies het tegenovergestelde effect van openheid van cliënten en mantelzorgers.

Waar actuele maatschappelijke debatten laten zien dat er reden is om de dominante rol van technologie in de zorg kritisch onder de loep te nemen, blijkt uit dit onderzoek dat zowel leidinggevenden als verpleegkundigen de noodzaak voelen om de rol van zorgtechnologie nog dominanter te maken dan deze momenteel binnen hun organisatie is. De voornaamste reden die hiervoor wordt gegeven is dat het anders te lang duurt voordat iedereen zorgtechnologie ‘omarmd’ heeft.

Aanbevelingen voor de praktijk

Het is voor elke organisatie een uitdaging om een balans te vinden in het spanningsveld van de zorgvraag en de marktlogica. Om deze reden is het aan te bevelen om als zorgorganisatie in dialoog te blijven met alle betrokken partijen, in het kader van dit onderzoek zijn dat kwetsbare ouderen en hun mantelzorgers, maar ook leidinggevenden en verpleegkundigen. Het uitgangspunt van een dergelijk dialoog zou eerder dan zelfstandigheid, juist afhankelijkheid moeten zijn om te voorkomen dat bepaalde kwetsbare en afhankelijke groepen ‘uitzondering op de regel’ vormen. Zo kan men de vertaalslag maken naar een democratische organisatie waarin zorg centraal staat en waarbij beleid wordt gemaakt in overeenstemming met degenen over wie het beleid gaat.

Afbeelding:

Elmyn Brands

Wijkverpleegkundige en masterstudent Zorgethiek en Beleid

Een artikel van


0 reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *