5 – 7 minuten

0 reacties

Ieder jaar leveren de nieuwe zorgethici van de master Zorgethiek en Beleid zorgethische onderzoeken af, die een goede indruk geven van de master en een groter publiek verdienen. Thesis met een 8 of hoger worden op de Wall of Fame geplaatst. In deze serie laten we de onderzoeker meer vertellen over hun onderzoek.

Wie ben je?

Mijn naam is Wilco van der Meer en ben 53 jaar oud. Ik woon in Groningen samen met mijn vrouw Núbia en mijn zoon Johan. Mijn dochter Carmem studeert en woont op kamers. Sinds halverwege de jaren negentig van de vorige eeuw ben ik werkzaam in de publieke gezondheidszorg (PGZ). Ik heb 6 jaar in Brazilië gewerkt in twee verschillende gezondheidsprojecten. Vanaf 2001 tot 2008 heb ik een periode bij de Medische Opvang Asielzoekers (MOA) en in de verslavingszorg gewerkt. Gedurende deze periode heb ik zorgwetenschappen gestudeerd. In 2008 ben ik bij GGD Groningen geland. Eerst als jeugdverpleegkundige, daarna als stafverpleegkundige en nu in de rol van adviseur publieke gezondheid voor drie verschillende gemeenten.

Wat is het onderwerp van je thesis en hoe kwam je tot die keuze?

Mijn thesis is gericht op het verruimen van het analyse- en handelingsperspectief van de publieke gezondheidszorg. Ik heb dit thema gekoppeld aan het klimaatdebat. De publieke gezondheidszorg houdt zich bezig met de preventieve collectieve gezondheid in de publieke ruimte. Het staat daarmee midden in de maatschappij. Dit vraagt om een breed oriëntatiekader. Ik observeerde echter dat de analyse- en handelingsperspectieven langs smalle technocratische lijnen lopen. Dit betekent dat er weinig tot geen ruimte is voor een waardegeladen debat. Het klimaatvraagstuk, een belangrijk thema in de PGZ, vraagt hier echter wel om. Wat is bijvoorbeeld goede zorg voor de natuur in relatie tot de toekomstige generaties? Dragen wij daar überhaupt een verantwoordelijkheid voor? Welke verantwoordelijkheden heeft de mens in relatie tot de niet-menselijke natuur? Dit soort vragen hebben mij op het spoor gezet om de normatieve uitgangspunten van de PGZ te onderzoeken en de mogelijkheden voor een conceptuele verruiming te exploreren.

Hoe sluit je onderzoek aan bij de zorgethiek?

Zorgethiek is fundamenteel relationeel en contextueel georiënteerd. Dit betekent dat zorgrelaties in een politieke context worden geplaatst. Het uitgangspunt van een zorgethische vraag is altijd een concern in het hier en nu. Het gedachtegoed van Joan Tronto (1993, 2013) is een belangrijke onderlegger voor deze ethiekbenadering. Ondanks het feit dat Tronto & Fisher (1993) een brede definitie van zorg geven, is de uitwerking daarvan vooral gericht op intermenselijke zorgrelaties. Het klimaatvraagstuk roept echter op tot een verruiming van dit perspectief. Met andere woorden, hoe verhoudt de mens zich tot de niet-menselijke natuur en wat betekent goede zorg daarvoor? Zorgrelaties worden daarmee meer dan menselijk gedacht. Voor de uitwerking van deze blik heb ik mij laten inspireren door het onderzoekswerk van Dona Haraway (2016), Maria-Puig de la Bellacasa (2010, 2017) en Adeline Johns-Putra.(2013). De laatste genoemde onderzoeker heeft mij op het spoor gezet om de zorgrelatie tot de natuur, waarmee de mens in een afhankelijkheidsrelatie leeft, als ‘vreemd’ te benaderen. Her- en erken ik de andersheid van de niet-menselijke natuur en wat betekent dat voor hoe ermee om te gaan? Dit leidt tot nieuwe reflecties over zorg waarbij de taal die we gebruiken opgerekt moet worden. Dona Haraway (2016) heeft in haar boek Staying with the trouble wat dat betreft een mooie aanzet gegeven om tot nieuwe verbeeldingen te komen.

Hoe heb jij dit onderzocht?

Mijn thesis is een conceptuele verkenning. Ik ben de literatuur ingedoken om te onderzoeken wat er zoal geschreven is over de zorgrelatie tussen de mens en de natuur. Het eerste deel is vooral beschrijvend van aard. Wat is er geschreven over goede zorg voor de natuur vanuit verschillende perspectieven? De perspectieven zijn: zorgethiek, neoliberalisme en de enlivenment benadering. De drie perspectieven heb ik vervolgens gesynthetiseerd in een theoretisch kader. In het tweede deel van de thesis heb ik belangrijke concepten uit de PGZ beschreven en die vervolgens in dialoog gebracht met het theoretisch perspectief. Hiermee heb ik geprobeerd het analyse- en handelingsperspectief van de PGZ te verruimen.

Wat zijn voor jou de meest verrassende bevindingen?

Het doen van het conceptueel onderzoek heeft mij als persoon en beginnend zorgethicus verrijkt. Door diep in de literatuur te stappen heb ik voor mij nieuwe begrippen en conceptuele verbanden ontdekt. Het meest verrassende was de ontdekking van de kracht van het begrip ‘vreemdheid’ als motor voor (zorg)ethische reflectie. De ander is eigenlijk altijd vreemd voor mij. Dit geldt zeker als die ander meer dan menselijk gedacht wordt. Wat betekent dit voor de wijze waarop ik mij verhoud tot die ander? Ben ik in staat de andersheid van de ander te her- en erkennen? Deze blik op de wereld zet aan tot een constante dialoog en waardegeladen reflecties. Daarnaast heb ik het waardeperspectief enlivenment ontdekt, wat veel raakvlakken heeft met het zorgethisch denken. In de kern draait het er bij het enlivenment denken om dat de mens niet tegenover de dode en betekenisloze natuur staat, maar ermee verweven is. De natuur ontwikkelt zich en heeft zijn eigen levende en betekenisvolle dynamiek. Binnen een web van afhankelijkheden ontstaan nieuwe en waardegeladen zorgrelaties. Van belang daarbij is dat de zorgrelaties meer dan intermenselijk gedacht worden.

Krijgt het onderzoek nog een vervolg?

De komende tijd ga ik samen met mijn thesisbegeleider proberen de thesis te bewerken tot een artikel. Hopelijk komen we tot een publicatie. Daarnaast zou het mooi zijn als bepaalde concepten uit de thesis empirisch onderzocht worden. Zorgethiek is immers geworteld in concrete praktijken en niet alleen een theoretische exercitie.

Wilco van der Meer

Een artikel van


0 reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *