6 – 8 minuten

0 reacties

Zorgen doe je samen - Inge van Nistelrooij

In de zorg spelen relaties een grote rol. Een zorgvragende heeft soms dagelijks contacten met zorgprofessionals. Daarnaast maakt – bijna – iedereen deel uit van netwerken van naaste en verre familie, buren, vrienden. Dat is zo vanzelfsprekend dat het voortdurend aan de aandacht ontsnapt. Inge van Nistelrooy publiceerde onlangs ‘Zorgen doe je samen’ waarin ze dit thema onderzoekt.

“In de zorg heb je met beide soorten relaties te maken. Je hebt professionele zorgverleners, maar ook het relationele netwerk van zorgvragers. Ik wil vooral de zorgverleners bewust maken van de complexiteit van dat geheel, maar ook van hun rol daarin. Enerzijds zie je dat professionele zorgverleners soms heel dichtbij zorgvragers komen te staan. Er zijn mensen die dingen wel durven vragen aan iemand die hun flat poetst en een gezellig praatje maakt, maar niet aan hun kinderen. Er bestaan werkelijk bijzondere contacten.

Anderzijds zie je dat bewoners van een woonzorginstelling bij de intake uitdrukkelijk te horen krijgen: ‘dit is nu uw thuis, u kunt hier alles vragen, wij proberen dat u zich zo goed mogelijk thuis kunt voelen’. Maar dat ze toch hun verjaardagsfeest niet durven vieren, omdat de familie zo groot is dat ze de koffiekamer moeten gebruiken en dat niet durven vragen.”

Hoe kijk je aan tegen de rol van familie in de zorg?

“Het is een kwestie van het juiste midden. Enerzijds zou er veel meer rekening gehouden moeten worden met het sociale en vooral het familiale netwerk van zorgvragers. Als mensen worden opgenomen, wordt dit netwerk uit elkaar getrokken. Er komt grote druk op het thuisfront of op de kinderen van ouderen die acuut in zorgnood verkeren. Ook bij hen komt de ziekte aan. Ook zij moeten hun leven aanpassen aan de ziekte, hun dagorde aanpassen aan bezoekuren, en gewoontes en intimiteiten missen.

Anderzijds is het zo dat de zieke, de oudere, kortom de zorgvrager centraal moet blijven staan; diens belang moet worden gediend, niet de wensen of belangen van de familie.[pullquote]”Met alle beste bedoelingen schieten we als samenleving treurig tekort in de ouderenzorg”[/pullquote]

Beide kanten vormen regelmatig de blinde vlek. De partner of familie wordt vergeten, ze krijgen geen koffie, geen verjaardagsfeest. De organisatie heeft grote invloed op de mogelijkheden en grenzen van contact. Of de familie krijgt juist te veel te zeggen. Zeker een mondige familie kan soms ongehoorde druk uitoefenen op artsen en verpleegkundigen en een funeste invloed krijgen op de zorg. Het juiste midden betekent dat je beide uitersten vermijdt, én de zorgvrager centraal houdt, én de betrokkenheid van de familie niet tenietdoet.”

Wat maakt professionals in de zorg anders dan familie? Er zijn toch ook knorrige verpleegkundigen en slordige artsen?

“Professionele zorgverleners hebben een bepaalde positie; dat rechtvaardigt dat we hen kritisch bevragen op hun professionele deugden, zoals aandacht, competentie, openheid. Als zorgethica wil ik dat soort waarden aanreiken vanuit de aard van de zorg zelf, als toetssteen, zodat zorgverleners niet denken of handelen op een manier die tegen de eigen aard van de zorg ingaat.

Natuurlijk is het onder professionals niet alleen maar rozengeur en maneschijn. Mijn ervaring is dat ze daar vaak zelf best eerlijk over zijn, mits je hen daar niet beschuldigend op aanspreekt, maar uitnodigt tot eerlijke reflectie, vanuit meerdere posities. Het boekje wil die reflectie bevorderen, zodat ze hun slechte eigenschappen – knorrigheid, onzorgvuldigheid, onnadenkendheid, routinematig handelen – op het spoor komen en aan elkaar leren hoe het anders en vooral beter kan”.

Je stelt dat je het als zorgverlener soms moet opnemen voor de zorgvrager tegenover de familie.

“Dat je als zorgprofessional in de ouderenzorg (meer) rekening te houden hebt met de relaties waarin de zorgvragers al staan, heeft ook een andere kant. Soms bestaat er veel druk vanuit de familie. Men wil niet meer op bezoek komen omdat opa hen toch niet meer herkent, er moet eigenlijk maar gauw een eind aan komen. Ouders voelen zichzelf vaak een last voor hun kinderen. Dat wordt ook wel eens uitgesproken tegenover de zorgverlener.

Ouders zijn meesters in het vergoelijken van hun kinderen, of hen uit de wind houden. Als ouderen in die situatie niets meer voor zichzelf vragen, of maar liever dood willen, om niemand tot last te zijn, doen zorgprofessionals er in sommige gevallen misschien goed aan om de zorgvrager te vragen naar zijn of haar eigen wensen”.

Wat vind je van de tendens dat kinderen, vooral op het platteland, in de tuin een optrekje maken voor hun ouders zodat de zorg binnen de familie blijft?

“Het is natuurlijk prachtig als mensen voor elkaar willen zorgen, zeker binnen een familie. Maar we moeten de onderlinge schroom tussen ouders en kinderen niet onderschatten. Het is een omkering in de relatie die ongetwijfeld ook met lijden, schaamte en frictie gepaard gaat, zoals we dat ook zien als ouders voor financieel beheer afhankelijk worden van hun kinderen.

Mijn grootouders woonden tientallen jaren naast mijn oom. Toen opa overleed en oma meer zorg nodig had, ging ze ‘gewoon’ naar het bejaardenhuis (dat toen nog zo heette). Dat was voor de zorg, maar zeker ook voor de gezelligheid, want ze kende daar veel mensen. Wat ze daar vond, vond ze niet in het jonge gezin van mijn oom. Heel Brabants, bijvoorbeeld: samen een rozenhoedje bidden.

Ik ben bang dat die opa’s en oma’s in achtertuinen daar vooral zitten vanuit een maatschappelijke armoe, dat we niet meer zorgen voor écht goede, dat wil zeggen: toegesneden zorg voor onze ouderen. Met alle beste bedoelingen van de mensen die er werken – die er vaak echt het beste van proberen te maken – schieten we als samenleving volgens mij toch echt treurig tekort in de ouderenzorg”.

Inge van Nistelrooy
publiceert regelmatig over zorgethiek. 
Ze was jarenlang stafmedewerker bij Reliëf en begeleidde in die functie o.a. de commissie ethiek van de Stichting Land van Horne in Weert. Het boek ‘Zorgen doe je samen’ is uit die praktijk ontstaan, aanvankelijk als interne nota. De Stichting voerde een nieuwe zorgvisie in, waarin de nadruk niet meer lag op de aanbod- of vraaggestuurde zorg, maar op het relationele karakter van zorg. Daarnaast speelde een vragencluster rondom relaties en privacy. In Weert vroeg men zich af of, zonder aantasting van de privacy, wel meer recht gedaan kon worden aan die betrokkenheid. Het boekje geeft enkele creatieve ideeën op dit terrein.
Momenteel is Inge bezig met een promotieonderzoek naar zorgethiek en opoffering, aan de Universiteit van Tilburg.

Een artikel van


0 reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *