3 – 4 minuten

0 reacties

Het roze kleed is best zwaar als we het samen de trap optillen.  De grote rol is onhandig om te tillen maar het lukt ons. Als we het kleed uitrollen in haar kamer ziet het er prachtig uit. Hoogpolige hardroze friemels met daarop haar blauw-witte krukjes en haar doorzichtige tafeltje.  ‘Het is nu af, Mama’, zegt ze. Ze heeft een zithoekje om te chillen. Tevreden verzucht ze: ‘Het is nu een tienerkamer’ .

Ik kijk om mij heen. De eerste wijziging hebben we al tijdens mijn chemokuur doorgevoerd. Haar ‘kinderbed’ werd een tweepersoons, vervolgens kreeg ze een groot bureau, de stal met dieren verdween en de dierenposters zijn omgeruild voor popsterren. En nu heeft ze dus een zithoekje.

Zij is tevreden en ik ook. We zijn nu één jaar en vier maanden verder na Berts overlijden, best kort nog. Ik kijk naar het plankje met de foto van ‘Papa’ en bedenk dat hij hier niets van heeft gezien. Onze dochter ontluikt, het gaat zo snel. ‘Zou Papa je kamer nog herkennen?’ , vraag ik. ‘Die ladekast nog wel toch?’ ‘Nee, ook niet, Mama’, zegt ze. Ik maak er maar een positief verhaal van: ‘Hij zou het mooi vinden dat wij ons er mee redden’. Maar mijn hart huilt, wat mist hij veel. Onze dochter verandert van meisje naar tiener en straks in een jonge vrouw. En wat mist zij veel.

Muurschildering

’s Middags schilderen wij samen verder aan ons project: een grote bloemenweelde op een gestreepte achtergrond op de tuinmuur.

Onze dochter maakte het ontwerp, zo mooi! ‘Een echte vrouwenmuur’, zei iemand die ons bezig zag. We gebruiken veel zachtgeel en roze voor het decor met vrolijke kleuren op de voorgrond. Ik vraag mij af wat Bert ervan gevonden zou hebben. Kennelijk hardop, want ze zegt: ‘O, hij had het best gevonden zolang hij maar niets hoefde te doen.’ We zitten even op een verschillende golflengte. Ik denk: ‘Wat is het leven bitterzoet: wij gaan door en jij bent er niet bij.’

Trots

We hadden nog zo veel toekomstdromen, ‘wilde’ plannen. Er was nog zo veel te beleven. Samen. Mijn ziekte zette deze dromen al op scherp, want hoeveel tijd hadden we nu eigenlijk? Kennelijk zaten we al in reservetijd, maar niet zoals we het verwacht hadden.

Door het verdriet heen voel ik ook opluchting en trots. Want hoe moeilijk het ook is, we nemen het leven onder de arm.  We maken er wat van. We geven invulling aan onze dagen, aan ons leven. Ik moet blijven oppassen om niet te bang te zijn, voor kanker, voor de dood en het achterlaten van onze dochter. Ik heb af en toe zo veel zorgen om wat er komen kan dat ik vergeet om de dag te ervaren. Maar ik voel mij nu niet ziek. Ik leef.

Adem in, adem uit.

Elke dag is er één. Iedere dag is winst.

Swanny Kremer

Een artikel van


0 reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *