3 – 4 minuten

0 reacties

Op het zebraatje waar ik oversteek moet ik ineens afremmen omdat er een auto te hard passeert. “Hij zei nog wel ‘sorry’,” hoor ik achter mij. Verrast kijk ik om en zie het vriendelijke gezicht van een vrouw die ik zijdelings ken. “Jij ook hier?”, zeg ik tegen haar, en ik vervolg: “Hij reed wel veel te hard voor op een parkeerplaats”.  We lopen een stukje samen op, het ziekenhuis in.

“Zou de ambulance hier nu sneller of juist langzamer zijn”, grap ik vervolgens tegen haar, verwijzend naar de man die mij bijna van de zebra reed. Ze heeft ook wel zin in een gesprekje en zegt: “Langzamer, hij moet vast van buiten de stad komen”. We grinniken wat.

Zelfonthulling

“Het is altijd raar om hier een bekende tegen te komen”, zeg ik vervolgens. Zij wil zich bijna verontschuldigen maar zo bedoel ik het niet. Ik vertel over een (tbs-)patiënt die ik in de gang van de kliniek tegenkwam en die mij zei dat hij mij onlangs het ziekenhuis in had zien lopen. “Dat was jij toch?”, vroeg hij mij toen, “ik lag aan de dialyse en kon naar buiten kijken.” Ik kijk naar mijn ‘bekende’ en zeg tegen haar: “Hij bedoelde er niets mee, hij was volgens mij gewoon blij dat hij iemand kende. Maar je weet meteen zo veel van elkaar. Het is een soort van ‘zelfonthulling’, elkaar tegenkomen op zo’n plek.” Zij humt bevestigend.

“Jij hebt toch kanker?”, vraagt zij vervolgens aan mij. Ik knik en zeg: “Dat klopt, maar een chronische vorm. Waarom mag jij hier zijn?” vraag ik haar. Ze kijkt mij aan zegt: “Wat erg voor je. Ik heb alleen maar een auto-immuun ziekte.” Ik vind het bijna grappig als ik zeg: “Het is geen wedstrijd hoor.”

We zijn ondertussen bij de entree van het ziekenhuis gekomen, we moeten ieder een andere kant op. “Het was gezellig”, zeg ik tegen haar als onze wegen zich scheiden. Hardop lachend vervolgen wij ons pad.

Verhaal

Terwijl ik de lange gang door loop op weg naar mijn ‘uitslag’ passeer ik een vrouw met een ‘chemo-mutsje’, even verder loopt een ouder stel hand in hand, de blik naar binnen gekeerd. Ik glimlach naar ze. Als ik bijna bij mijn afdeling ben zie ik een moeder die een foto maakt van haar peuter-zoontje bij een beeld van twee beren. Ik vind het schattig en vertel haar over een beeld verderop dat ook zo mooi is. “Ik weet het”, zegt de moeder, “we doen dit iedere keer”. Ik kijk weer naar het kindje en het maakt mij verdrietig dat een tweejarige al zo vaak naar het ziekenhuis ‘moet’.

“Zo veel gezichten”, denk ik, “zo veel verhalen”. Er is zoveel meer dan je op het eerste gezicht ziet. En in die kwetsbaarheid, waar we allemaal in meer of mindere mate mee te maken hebben, ligt een onverwachte verbinding.

Ik adem diep in en meld mij aan bij mijn arts. Ook mijn verhaal vervolgt zich.

Een artikel van


0 reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *