Onechte paradijzen
Onechte paradijzen - Charles Baudelaire

3 minuten

2 reacties

Verslaving, het is een onuitputtelijk bron voor schrijvers en een ingewikkeld medisch vraagstuk. De komende weken daarom aandacht voor verslaving.

Altijd moet je dronken zijn

Wie over verslaving in de literatuur schrijft, kan niet om Charles Baudelaire (1821-1867) heen. In 1860 publiceerde hij Les paradis artificiel (Kunstmatige paradijzen). Hasjiesj, een middel dat rond 1840 zijn intrede deed in Frankrijk, komt er in de ogen van Baudelaîre niet erg positief vanaf. Het paradijs van hasjiesj is niet alleen vals, hasjiesj isoleert de mens ook nog eens uit zijn sociale omgeving. Opium mocht dan verslavender zijn, het was in ieder geval minder egocentrisch. En dan wijn! Wijn verzacht en verbroedert.

‘Altijd moet je dronken zijn. Daar gaat het om; dat is de hele kwestie. Om de vreselijke last van de Tijd die uw schouders breekt en U eer aarde doet buigen niet te voelen, moet U zich onophoudelijk bedrinken. Maar waaraan? Aan wijn, poëzie of deugd, net wat U wilt Maar bedrink U.’

Deze passage, uit Het Spleen van Parijs, klinkt als een oproep aan de realiteit te ontsnappen. Des te merkwaardiger is het dat het boek Les Fleurs du mal (De bloemen van het kwaad) in 1857 getroffen werd door een gerechtelijke veroordeling van een aantal gedichten die, ik citeer de uitspraak, ‘noodzakelijkerwijze moesten leiden tot prikkeling van de zinnen door een grof en het schaamtegevoel kwetsende realisme.’
Het betreft dan voornamelijk seksueel getinte gedichten. Dat is een realiteit die niet verteld mag worden. Alle gedichten over genotsmiddelen om de realiteit te ontvluchten werden echter niet door een verbod getroffen, zoals het gedicht

Het gif

De wijn verleent het smerigste dranklokaal meteen
Een wonderlijke weelde
Doordat er in zijn rossig gouden waas zo menig
Mythisch zuilengewelf verscheen
Als een zonsondergang aan nevelige hemel

De opium verruimt de wereld, en het meest
Wat zelf geen eind wil nemen
Verdiept de tijd, verhevigt onze zinnenweelde.
En vult tot berstens onze geest
Met duistere, melancholieke zaligheden

Bijna 100 jaar later, in 1949, werd de uitspraak van de rechtbank vernietigd en mochten de zes verboden gedichten weer worden gepubliceerd. Een schrale troost voor de man die eens schreef. ‘Dit leven is een ziekenhuis waar elke zieke zich vernachelt met de wens van bed te wisselen.’

Arko Oderwald

[bol_product_links block_id=”bol_57e8d6bca6e15_selected-products” products=”1001004001323205,9200000041001213″ name=”baudelaire” sub_id=”” link_color=”003399″ subtitle_color=”000000″ pricetype_color=”000000″ price_color=”DC7605″ deliverytime_color=”009900″ background_color=”FFFFFF” border_color=”CCCCCC” width=”590″ cols=”2″ show_bol_logo=”undefined” show_price=”1″ show_rating=”0″ show_deliverytime=”1″ link_target=”1″ image_size=”1″ admin_preview=”1″]

Een artikel van


2 reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Boeiend! Maar wat jammer dat u niet ingaat op de door u geciteerde regel van Baudelaire, over het je bedrinken ‘Aan wijn, poëzie of deugd.’ Wat betekent het om je te ‘bedrinken’ aan de deugd? Wat zegt dat over Baudelaires opvatting van ethiek? En hoe ziet hij de relatie van poëzie en ethiek? Wat waarin bestaat zijn ethiek van verslavende middelen, waartoe blijkbaar ook de deugd behoort?

Ik denk dat de vraag stellen hem eigenlijk ook al een beetje beantwoorden is, tenminste als je de strekking van het gedicht probeert te volgen. Baudelaire begrijpt dat de mens zou willen ontsnappen aan aan de harde werkelijkheid, en hij noemt drie mogelijkheden om dat te doen, alle drie moeten ze er dan voor zorgen dat de wereld mooier wordt, ook al is het bedrog. Wijn lijkt voor zichzelf te spreken (hoewel de dag erna de consequenties kunnen komen). Poëzie, dat lijkt aan te sluiten met de door velen opgemerkte troostende werking van poëzie, maar waarvan het twijfelachtige goed tot uitdrukking wordt gebracht in het volgende gedicht van Herman de Coninck

Zoals je tegen een ziek dochtertje zegt:
mijn miniatuurmensje, mijn zelfgemaakt
verdrietje, en het helpt niet;
zoals je een hand op haar hete voorhoofdje
legt, zo dun als sneeuw gaat liggen,
en het helpt niet:
 
zo helpt poëzie.

En deugd lijkt door Baudelaire opgevat te worden als een verdover ten overstaan van de condition humaine. Deugden zouden een leidraad moeten geven hoe goed te leven, leidend tot geluk, maar blijkbaar twijfelt Baudelaire er aan dat een voorschrift dit ook kan bewerkstelligen. Baudelaire heeft een sceptisch wereldbeeld..