Inge van Nistelrooij

32 – 42 minuten

0 reacties

En nu? Richtingwijzers voor gedeelde smart

Aan het eind gekomen wil ik u niet met een wanhoopsgevoel achterlaten. Want als het beginpunt van zorgen is, dat je je laat raken, wat moet je dan daarna doen? Ik reik u drie richtingwijzers aan, die wat mij betreft van belang zijn, zowel op individueel, op institutioneel-professioneel, als op samenlevingsvlak. Die richtingwijzers heten: doelen, praktijken en schalen.

Doelen

Met doelen bedoel ik het volgende. Zorgen is altijd doelgericht. Wat ook de handeling is die wordt verricht, er wordt een doel mee beoogd. Of het nou luisteren, samen lachen, wassen, eten koken, opereren, of in bescherming nemen is, het doel is het goede van de ander. Zorgen is gericht op de ander, zo betoogde Joan Tronto al, en daarmee is zorgen iets anders dan bijvoorbeeld je eigen belang, je eigen veiligheid, of je eigen cultuur beschermen. Beschermen richt zich op je eigen goed, zorgen op dat van een ander.

Het staat echter lang niet altijd vast wat de doelen van zorg moeten zijn, als het gaat om een concrete persoon of doelgroep. Visies daarop en overtuigingen daarover kunnen scherp contrasteren en conflicten zijn daarom ingebouwd in de zorg. En dat geldt zowel voor het meest particuliere vlak van de ene patiënt waarvoor besloten moet worden over een behandeling, als voor een groep mensen die deel uitmaakt van onze samenleving, en over wier zorgvoorziening moet worden besloten. Een goede, zorgende samenleving, creëert ruimte voor dit conflict en voor een grondige uitwisseling over de noden, de bijdragen, en de verwachtingen voor alle betrokkenen.

Doelen staan niet op voorhand vast, maar vragen een zoekproces op de schaal van een mensenleven (wat past bij deze persoon) en op de schaal van de samenleving (welke plaats ruimen we in voor en welke zorg geven we aan deze groep mensen). Het is een misvatting dat doelen het beste kunnen worden bepaald vanuit een ‘onthecht standpunt’, objectief, afstandelijk, of als onpartijdige scheidsrechter. Alsof objectiviteit garandeert dat je het meeste inzicht hebt in wat er speelt, ertoe doet. Het tegendeel is waar: juist als je betrokken bent, concrete verantwoordelijkheid draagt, aandachtig betrokken bent en geraakt bent door de nood van een ander, is de morele basis aanwezig om te kunnen beslissen over wat goed is om te doen.

Dat geldt niet alleen voor mij als persoon, maar ook voor mij en ieder van ons als burger. Juist als het er voor ons toe doet hoe onze samenleving eruit ziet, hoe daarin omgegaan wordt met kwetsbaarheid, afhankelijkheid en verantwoordelijkheid, kunnen wij beter dan wie ook meepraten over de doelen van die samenleving en de nood waarin voorzien moet worden. Het raakt dan immers aan wie ik ben, omdat ik burger wil zijn van een samenleving waarin kwetsbare en afhankelijke mensen (en wie is dat niet), worden gezien en gehoord. Waarin zij geen boekhouders tegenkomen, maar mensen die door hun nood worden geraakt. Waarin smart gedeeld wordt en kan rekenen op zorg die daaraan iets wil doen.

Praktijken

Met praktijken bedoel ik het volgende: zorgen doe je samen. Het is altijd, ook al doe je feitelijke handelingen in je eentje, iets wat in een collectief tot stand komt. Iedere thuiszorgende ouder of wijkverpleegkundige, ook de eenzaam ploeterende, staat in de praktijk van het gezin, het huishouden, het ouderschap, de thuiszorg, de verpleging. Zorgen is bij uitstek een praktijk die verschillende mensen sámen ter hand nemen. Het is heel soms een praktijk waarin er één zorgt, en de ander ontvangt, maar bijna altijd is zo’n duidelijke rolverdeling niet waarneembaar en helpt het ook niet om zo te denken.

De Amsterdamse hoogleraar ethiek Jeannette Pols spreekt van de chronificering van veel ziektes, dat wil zeggen de ontwikkeling dat ziekte steeds minder dodelijk en acuut en steeds meer een chronische aandoening is. Voorbeelden zijn veel vormen van kanker en bijvoorbeeld aids. Met die ontwikkeling verschuiven de rollen in praktijken. De patiënt verzorgt zichzelf, een groot deel van de dag, en vaak zijn er partners, één of meer familieleden en mantelzorgers bij betrokken. Van deze naaste zorgverleners is bekend, dat zij goede, adequate kennis opbouwen, die uitdrukkelijk geldig is, náást die van de professionele zorgverlener op bijvoorbeeld de spoedeisende hulp.
Het helpt in deze concrete omstandigheid niet, om te denken over die ene actieve zorgverlener die moreel aan het handelen is, en de passieve zorgontvanger die ondergaat. Het gaat om praktijken die collectief worden vormgegeven en waarin gezamenlijk wordt uitgedrukt wat het goede is om te doen. Ook op het niveau van onze inrichting van de samenleving.

Als we kijken naar praktijken in plaats van naar losse handelingen, wordt het ook mogelijk om te zien dat zorgen steeds maatwerk is. Pluriformiteit is het kenmerk van praktijken. Wie wel eens van werkgever is veranderd, merkt dat zelfs dezelfde soort zorg er op iedere plek anders uitziet. En wie verschillende kinderen, ouders, naasten in de privésfeer, of cliënten, patiënten of bewoners in de professionele zorg verzorgt, weet dat wat voor de één werkt, dat niet noodzakelijk ook doet voor de ander.

We moeten naar praktijken kijken en deze niet in stukjes snijden. Niet emoties losmaken van beslissingen, relaties opsplitsen in individuen, de gezamenlijke verantwoordelijkheid onderverdelen in individuele taken, of informele kennis lossnijden en uitsluiten van expertise. Al deze onderdelen samen maken de praktijk uit, en hoewel het er alleen maar complexer door wordt, gaat het toch om die complexiteit van de praktijk, waarin gezocht moet worden naar het goede om te doen.

Met de verkiezingen voor de boeg zou ik willen zeggen: wantrouw iedere politicus die zich niet laat informeren door praktijken en die aansluit bij wat er op lokaal vlak al goed gaat; die de wijsheid in pacht lijkt te hebben en komt met eenvoudige, rechtlijnige, algemene en generieke maatregelen, die oplossingen zijn voor particuliere problemen. Het is zorgwekkend, als de gelaagdheid en geschakeerdheid van praktijken verdwijnt of weggedrukt wordt door algemene plichten. Als Den Haag het beter zegt te weten dan mensen in praktijken.

Schalen

Met schalen bedoel ik het volgende: het gaat erom, waar je je blik op richt, en welke schaalgrootte je daarbij in je blik opneemt. Gaat het om de schaal van ons eigen leven binnen onze ideale samenleving? Gaat het om mensen zoals wij? Of ook om mensen buiten onze eigen bubbel, die andere kranten lezen, andere waarden en politieke opvattingen hebben, op in onze ogen verkeerde leiders stemmen, voor wie we weinig begrip op kunnen brengen? En gaat het om onze samenleving (Nederland, de stad of het platteland, de EU) of gaat het om de schaal van de samenleving wereldwijd? Gaat het om onze eigen veiligheid, of laten we ons raken door de mensen die, veel meer dan wij, bedreigd worden door oorlog, vervolging, hongersnood, uitbuiting en onderdrukking?

Steeds als we keuzes maken voor onze samenleving, zou die schaal de schaal moeten zijn van onze samenleving, zowel intern gericht, als extern. Nederland is een landje dat vorm geeft aan zijn eigen samenleving, en dus verantwoordelijkheid draagt voor zijn zorgsector, maar dat voor zijn identiteit enorm afhankelijk is van het buitenland. Als we ons de vraag stellen ‘Wat voor soort samenleving willen we zijn?’, dan gaat het om onze interne inrichting. We kunnen ons afvragen of we een samenleving van ondernemers willen zijn, of eentje waarin we ons laten raken door elkaar, en vooral door hen die het niet redden in hun eentje. Maar we dienen ook buiten onze grenzen te kijken. Wat voor samenleving stellen wij voor naar de rest van de wereld?

Toen ik jong was, waren we een hooghartig en trots land, dat zichzelf gidsland noemde. Dat zijn we niet en hoeven we niet te zijn. Maar waar is onze morele standaard te beluisteren in onze buitenlandpolitiek? Wat is voor ons het lichtend ideaal en wat de normerende ondergrens? Ooit waren de mensenrechten leidinggevend, maar de zeggingskracht daarvan heeft een enorme implosie ondergaan. Wat doet het ons, dat mensen verdrinken aan de buitengrenzen van de gemeenschap waar wij deel van uitmaken? Dat ze in tentjes bevriezen als gevolg van ons beleid? Ik vraag me af of we ons laten leiden door moraliteit. Of dat we zelf bange boekhouders zijn geworden.

Een artikel van


0 reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *